10xEremetaal in Juli 2013
- AMON AMARTH
- ALICE IN CHAINS
- BLACK SABBATH
- JORN
- MASTERPLAN
- ORPHANED LAND
- MEGADETH
- QUEENS OF THE STONE AGE
- QUEENSRŸCHE
- ANDREW STOCKDALE
AMON AMARTH
Deceiver Of The Gods
(Metal Blade/Rough Trade)
Wouter Dielesen
87
Hondstrouw zijn ze, de vijf vikingen van Amon Amarth. Vooral aan hun eigen stijl. En geef de Zweden eens ongelijk; die stilistische standvastigheid zorgde ervoor dat de groep in twintig jaar tijd uitgroeide tot een van de grootste namen binnen de melodieuze death metal. De heren hoeven er al lang geen baantje meer bij te nemen. Zoveel blijkt wel uit verhalen van ‘Forging Mjölnir’, de driedelige documentaire die voorafging aan de release van ‘Deceiver Of The Gods’. Datzelfde drieluik vertelt tevens wat over de achtergrond van de negende studioplaat. Zo blijkt de titel een directe verwijzing naar Loki, een god uit de Noorse mythologie die een rol speelt in elk van de tien strijdliederen. Er klinken beduidend meer thrashelementen in de muziek door, zonder de succesformule te veel in de weg te zitten. Die bestaat weer uit melodieuze death metal met epische inslag en een hoog synchroon headbanggehalte, harmonieuze en majestueuze gitaarmuren en de oergrowls van Johan Hegg. Elk nummer heeft zijn eigen karakter, pakkende refrein of memorabele eigenschap en klinkt door het knoppenwerk van Andy Sneap net wat krachtiger en dynamischer dan het materiaal van ‘Surtur Rising’ (2011). Neem de Iron Maiden-achtige twinleads in „As Loke Falls” en „Coming Of The Tide”, het met gastvocalen van Messiah Marcolin (ex-Candlemass) opgesierde „Hel”, de hymnische refreinen van de titeltrack, het mannenkoor in „Blood Eagle” of de immense grooves van „Father Of The Wolf”. Amon Amarth heerst en imponeert, maar maakt tegelijk duidelijk dat de titel van tweede single „Shape Shifter” geen moment slaat op de muzikale koers van ‘Deceiver Of The Gods’.
ALICE IN CHAINS
The Devil Put Dinosaurs Here
(Universal)
Stan Novak
90
‘Black Gives Way To Blue’ was in 2009 het eerste levenslicht van Alice In Chains in veertien jaar tijd. Het was tevens het eerste album na het heengaan van zanger Layne Staley in 2002. Hoe zou de band klinken zonder de sfeerbepalende zanger? Dat er muzikaal weinig te vrezen was hadden soloplaten van gitarist Jerry Cantrell reeds bewezen. Alice In Chains met een andere leadzanger was echter andere koek. ‘Black Gives Way To Blue’ verraste echter vriend en vijand. William DuVall presteerde het schier onmogelijke door Staley zeer verdienstelijk te vervangen, dus qua voorgevoel zat het met dit vijfde studioalbum wel snor. Het vertrouwen wordt rijkelijk beloond, want ‘TDPDH’ is minstens zo goed als zijn voorganger. Natuurlijk, DuVall ontbeert nog steeds het rijke klankenpallet van zijn illustere voorganger, maar in het laag- en middenbereik zijn verschillen echter nauwelijks waarneembaar, temeer daar hij ook de gepijnigde voordracht van Staley tot in detail beheerst. TDPDH’ bevat twaalf sterke composities met de bekende loodzware signatuur en voelt aan als een immens dreigende onweerswolk. Luchtigere songs als „Breath On A Window” en „Scalpel” zorgen voor tegenwicht. Het akoestische „Voices” doet terugdenken aan de sfeervolle „Jar Of Flies”-EP en het even zwartgallige als aanstekelijke „Pretty Down” klinkt als de logische opvolger van hitsingle „Check My Brain”. Deze herkenningsfactor maakt het moeilijk om ‘TDPDH’ geen herhaling van zetten te noemen, maar de sublieme wijze waarop sferen van naargeestigheid en wanhoop worden geschetst zorgt voor hemelse muziek. Muziek zoals die maar door één band gemaakt kan worden. Cantrell mag dan wel zijn gekortwiekt, zijn wilde haren is hij zeker niet kwijtgeraakt. De Texaan toont zich andermal de onbetwiste maestro van de sleepriff. ‘TDPDH’ biedt een Alice In Chains in topvorm. Met grote waarschijnlijkheid mijn CD van het jaar.
BLACK SABBATH
13
(Vertigo/Universal)
André Verhuysen
80
Je zou het bijna vergeten, maar ten tijde van de vórige Black Sabbath-reünie, in 1997/98, nam het kwartet ook al twee nieuwe songs op, te vinden op het livealbum ‘Reunion’. „Psycho Man” en „Selling My Soul” waren echter futloze, ongeïnspireerde niemendalletjes die in niets deden denken aan het machtige Sabbath van weleer. Met die wetenschap had ik een hard hoofd in ‘13’. Mijn verwachtingen waren laag. Te meer daar riffmeester Tony Iommi tijdens het maken van ‘13’ ook nog eens moest vechten voor zijn leven. Nu het album er ein-de-lijk is, kan ik echter niet anders concluderen dan dat het op alle fronten reuze meevalt. Futloos is ‘13’ zeker niet. Sterker nog, de drie zestigers – Tony Iommi, Geezer Butler en Ozzy Osbourne – klinken bevlogen en geïnspireerd. Hier staan mannen met plezier muziek te maken, dat hoor je. De bijzonder open productie van Rick Rubin zorgt er bovendien voor dat ze alle drie ook alle ruimte krijgen om te schitteren. ‘13’ ademt dezelfde positieve kilheid die ook het allereerste Sabbath-album kenmerkte. Dat de heren wat betreft de composities wel erg opzichtig bij zichzelf in de keuken hebben gekeken neem ik in dit geval graag op de koop toe. We hebben het hier namelijk wel over de uitvinders van de heavy metal, de grondleggers van een compleet genre. Als iemand de regels daarvoor geschreven heeft, zijn deze mannen het wel. Het zij ze dan ook vergeven dat „End Of The Beginning” wel heel erg refereert aan „Black Sabbath” of dat het zweverige „Zeitgeist” meer dan een beetje lijkt op „Planet Caravan”. En zo is bijna elk van de acht songs (elf op de luxe editie) wel te herleiden naar een ouder Sabbath-nummer. Kniesoren zullen de band dan ook beschuldigen van een chronisch gebrek aan nieuwe ideeën. Positivo’s zijn vooral blij met een plaat die aan alle eisen voldoet die je er als Sabbath-fan aan mag stellen.
JORN
Traveller
(Frontiers/Rough Trade)
Liselotte Hegt
83
Jorn Lande’s klassieke rockstem in de stijl van Ronnie James Dio en David Coverdale lijkt onverslijtbaar en is door de jaren heen gerijpt tot een niet meer weg te denken strot in de hedendaagse metalscene. Ook ‘Traveller’ klinkt weer op en top Jorn. In dat opzicht geen verrassing. ‘Traveller’ is een solide, gevarieerd en robuust klinkend hardrockalbum geworden met een fijne, loodzware sound. Jorn en zijn nieuwe compositorische partner-in-crime, gitarist Trond Holte (Wig Wam), zijn hondstrouw gebleven aan de roots die liggen in de klassieke hardrock en heavy metal en weten dit weer feilloos naar een moderne productie te vertalen. Wat dat betreft kent ‘Traveller’ geen enkele miskleun. Je krijgt tien songs met kop en staart voorgeschoteld, voorzien van fantastische zang en gitaarwerk dat er toe doet. Luistertips zijn het sleperige „Carry The Black”, het metalgesausde „Window Maker” en de heavy midtempo rockers „Legend Man” en „Overload”.
MASTERPLAN
Novum Initium
(AFM/Rock Inc./Bertus)
Ron Willemsen
77
Hoe toepasselijk is de albumtitel? Een nieuw begin voor Masterplan met de nieuwe zanger (Rick Altzi, At Vance), bassist (Jari Kainulainen, ex-Stratovarius) en drummer (Marthus Skaroupka). Gitarist en mastermind Roland Grapow is er met hen in geslaagd de stevigste en snelste plaat uit de Masterplan-geschiedenis af te leveren, maar het is zeker niet de beste. Nummers als „The Game” en „Return From Avalon” zijn weliswaar snel en staan bol van de bombast en de midtempo songs „Keep Your Dream Alive” en „Through Your Eyes liggen aardig in het gehoor, maar nergens, ook niet na herhaaldelijke beluistering, is de CD echt memorabel. Overigens is het afsluitende, ruim tien minuten durende titelnummer het meest complexe nummer dat Masterplan tot nu toe heeft gemaakt.
ORPHANED LAND
All Is One
(Century Media/Universal)
Robert Haagsma
85
Het is altijd mooi wanneer groepen gangbare vormen van metal combineren met elementen uit hun eigen omgeving. Of het nu om de teksten of de muziek gaat, het zorgt er altijd voor dat de muziek uniek wordt. Zo ook bij het uit Israël afkomstige Orphaned Land. De band bestaat zo’n twintig jaar en probeert op zijn eigen wijze een oplossing te bieden voor de diepe haat die de regio verscheurt. In de teksten wordt opgeroepen tot verbroedering, bijvoorbeeld door de overeenkomsten tussen de religies te benadrukken, in plaats van de verschillen. Hoe belangrijk de boodschap van de band ook is, de muziek staat gelukkig nooit in de schaduw daarvan. Het door Steven Wilson geproduceerde album ‘The Never Ending Way Of ORWarrior’ uit 2010 liet al horen hoe avontuurlijk metal kan zijn. De opvolger ‘All Is One’ is daar een nieuw voorbeeld van. In het verleden greep de band nogal eens naar extreme invloeden, maar de basis is nu vooral progressieve rock. De deathgrunt blijkt afgezworen te zijn. Op dat fundament wordt weer heerlijk geëxperimenteerd. Zangerige klanken uit de eigen en Arabische cultuur staan naast koor- en orkestpartijen die weer uitgesproken westers aandoen. Alles wordt tot in de puntjes uitgevoerd, waarbij de hand van technicus Jens Bogren (o.a. Opeth, Kreator) niet onvermeld mag blijven. Orphaned Land is het opnieuw gelukt om van een levensbelangrijke boodschap en grenzeloze muziek een meeslepend geheel te maken.
MEGADETH
Super Collider
(Tradecraft/Universal)
Robbie Woning
78
Om mij heen proefde ik in de eerste reacties op ‘Super Collider’ vooral onbegrip. Hoe kon een band, die de laatste jaren met knalharde albums als ‘Endgame’ en ‘Th1rt3en’ weer helemaal op zijn oorspronkelijke koers was teruggekeerd, nu plotseling de plank weer flink mis slaan? Vergeleken met deze twee voorgangers klinkt ‘Super Collider’ op het eerste oor immers stukken toegankelijker en gematigder. Toeval bestaat echter niet in de wereld van bandleider Dave Mustaine. De man roept op Twitter soms onverstandige dingen, maar in muzikaal opzicht laat hij zich niets wijsmaken. Ik heb mijn best gedaan om ‘Super Collider’ te doorgronden en ik denk dat ik het snap. Megadeth klonk de laatste jaren stukken agressiever, technisch en stoerder dan – pakweg – een band als Metallica. Maar toch… de laatste albums waren ook enorm intensieve platen, met eindeloos veel riffs, gitaarsolo’s en heftige drums. Dat ‘Super Collider’ toegankelijker en melodieuzer klinkt, is volgens mij dan ook een heel bewuste keuze. Als je bij concerten continu „Wake Up Dead” en „Hangar 18” moet spelen, heb je ter afwisseling ook materiaal nodig dat wat lucht geeft. En juist dat soort muziek staat er volop op ‘Super Collider’. De tien eigen composities zijn enorm zang- en refreingericht. Mustaine neemt heerlijk de tijd om zijn ideeën neer te zetten en gaat herhaling bepaald niet uit de weg. Wie ‘Peace Sells’ en ‘Rust In Peace’ als de topalbums ziet, zal het wat saai en belegen vinden klinken. Tegelijkertijd bestaat er echter ook een Megadeth-publiek dat deze muziek grijs zal draaien. Het steekt namelijk catchy in elkaar. Veel gitaarsolo’s lijken ditmaal wat blues-beïnvloed, maar ook dat went snel. En er staat een aantal goede, soms zelfs gewaagde nummers op de CD. Meest illustratief voor het ‘dubbele’ karakter van ‘Super Collider’ is „Dance In The Rain”. Het start lekker dreigend en melancholiek, kent vervolgens een refrein waarbij menig Megadeth-fan de wenkbrauwen zal fronsen, om uiteindelijk af te sluiten met een stel intensieve riffs die op het debuutalbum niet zouden hebben misstaan. Het is overigens één van de twee tracks op het album waaraan de zanger van Disturbed heeft meegeschreven. De Thin Lizzy-cover „Cold Sweat” past vreemd genoeg ook best in de sfeer van de plaat. Als geheel is ‘Super Collider’ vooral een positieve en regelmatig wat uitdagende CD.
QUEENS OF THE STONE AGE
…Like Clockwork
(Matador/Beggars Banquet)
Bastiaan Tuenter
82
Geluk doet de muzikant doorgaans geen goed. Een persoonlijk drama des te meer. In 2010 moest Josh Homme vier maanden bed houden en hij zonk weg in een depressie. ‘…Like Clockwork’ vloeit voort uit die gebeurtenis. Het is een vrij sombere plaat geworden die minder gas geeft dat je wellicht van Queens Of The Stone Age verwacht. ‘It’s all downhill from here’ fluisterzingt de zanger in de afsluitende titeltrack. De vooruitgesnelde single „My God Is The Sun” herinnert nog het meest aan het oudere werk. Voor dat nummer, althans een minuut daarvan, maakten de heren onlangs nog hun opwachting in De Wereld Draait Door. Daar werd vooraf de genialiteit van de groep besproken. De hypnotiserende werking van de muziek. De neurotische melodieën. De treffende zang van Homme. De iconische gitaarstukken. De reflecterende hysterie van de allesverzengende woestijn in Californië. Het blijft knap. De band is bovendien geëvolueerd op deze zesde langspeler. De muziek klinkt ingetogener, rijker, sfeervoller. Wel gebleven zijn de neurotisch stampende passages waarvan het lijkt alsof ze al tig keer eerder in de rockgeschiedenis zijn vastgelegd. Toch is dat niet zo. Neem het openende gitaarloopje in „Smooth Sailing” of het refrein van „Kalopsia”. Zo herkenbaar maar toch heel fris en nieuw. Dat Josh Homme nog maar lang maar niet gelukkig moge leven.
QUEENSRŸCHE
Queensrÿche
(Century Media/Universal)
Metal Mike
88
Tijdens het Alcatraz festival in 2012 liet zanger Todd La Torre, daar aanwezig als frontman van Crimson Glory, mij maar liefst zeventien demo’s horen met materiaal waarmee hij met drummer Scott Rockenfield, bassist Eddie Jackson, gitarist Michael Wilton en gitarist Parker Lundgren aan gewerkt had. Ik voorspelde toen dat ‘Queensrÿche’, zoals dit album heet, op één in mijn jaarlijst van 2013 zou eindigen. Met die voorkennis valt mij dit door oudgediende ‘Jimbo’ Barton geproduceerde album een ietsje tegen. Veel van de snelle, „Queen Of The Ryche”-achtige tracks hebben het album namelijk niet gehaald. Er is nu gekozen voor de ‘veilige’ midtemponummers; songs die zo op ‘Operation: Mindcrime’ of ‘Empire’ gepast zouden hebben. Het bewijst wel dat Queensrÿche een album gemaakt heeft waar de fans sinds ‘Promised Land’ – uit 1994 alweer – op hebben zitten wachten. Alles is subliem ingespeeld en vooral prachtig ingezongen door La Torre, die Queensrÿche vocaal gezien letterlijk weer naar de hogere regionen brengt. Luister eens naar zijn kippenvelbezorgende performance in de ballads „A World Without” en „Open Road”. Leuk is ook het naar „Spreading The Disease” knipogende „Don’t Look Back”. Queensrÿche maakt met dit album in één klap het verloren gegane terrein goed.
ANDREW STOCKDALE
Keep Moving
(Universal)
Robert Haagsma
82
‘Keep Moving’ is een album dat niet zonder slag of stoot tot stand kwam. Zanger/gitarist Andrew Stockdale begon al in het voorjaar van 2011 te werken aan wat het derde album van zijn band Wolfmother zou moeten worden. Er werd zelfs ook al een titel onthuld: ‘Gatherings’. Vervolgens brak er een verwarrende periode aan. Bandleden stapten op. In een deels nieuwe samenstelling ploeterde de band door. Er werd opgetreden, waarbij zelfs al nieuw materiaal gespeeld werd. Om de chaos compleet te maken, ontstond er onenigheid met de platenmaatschappij en vatte Stockdale zelfs het plan op om alles maar opnieuw op te nemen. Onder eigen naam ditmaal; Wolfmother zou ter ziele zijn. Het stof is eindelijk wat gaan liggen en wat blijkt: ‘Keep Moving’ is grotendeels gewoon een echt Wolfmother-album, alleen onder een andere naam. De plaat staat vol knorrende gitaarakkoorden waarmee je naar de jaren zestig en zeventig gesleurd wordt. T.Rex, Budgie, Pink Floyd, The Doors, referenties te over. De frontman zelf zingt ook weer als Robert Plant in zijn gloriedagen. Toch zijn er ook verschillen. Een ingetogen, akoestisch liedje als „Suitcase (One More Time)” had ik niet snel op een album van zijn oude band verwacht. Sommige songs zijn ook wat lichtvoetiger, funky bijna. We mogen blij zijn dat het einde van Wolfmother dit album niet fataal is geworden.