10xEremetaal November 2012

10xEremetaal in November 2012

 

 

AEROSMITH

Music From Another Dimension

Columbia/Sony Music
Bastiaan Tuenter
84

Met ‘Music From Another Dimension’ levert Aerosmith het eerste echt nieuwe studioalbum af sinds ‘Just Push Play’ uit 2001. Die plaat borduurde voort op de successen van de jaren negentig, maar kwam vooral futloos over. Hoopgevender was ‘Honkin’ On Bobo’ dat in 2004 volgde. Het bluesalbum werd bevolkt door covers die herinnerden aan het Aerosmith van de beginjaren. Schijnbaar is het de heren zelf ook goed bevallen. Vooraf werd aangekondigd dat ‘Music From Another Dimension’ de plaat zou zijn waarop de Bad Boys From Boston terugkeren naar hun roots. Nu zijn dat soort kreten vaak een promotiepraatje dat je met een karrenvracht zout moet nemen. De geruchten over een ‘ouderwets’ album bleven echter aanzwellen. Zo werd Jack Douglas aan boord gehaald. De vermaarde producer stond in Aerosmiths hoogtijdagen aan het roer van onder meer ‘Rocks’ en ‘Toys In The Attic’. Brad Hamilton liet zich bovendien ontvallen dat de complete band in één ruimte zou opnemen, zodat de chemie als vanouds uit de groeven zou spatten. Zou Aerosmith misschien kunnen flikken wat Van Halen eerder dit jaar al deed, namelijk een geweldige, onbevangen rockplaat afleveren die het doet voorkomen alsof de tijd heeft stilgestaan? ‘Music From Another Dimension’ is inderdaad grotendeels de gewenste terugkeer naar de originele stijl en sound, zij het met een aantal kanttekening: veel te veel ballads. Zes stuks in totaal. Nummer als ”What Could Have Been Love“ en ”Tell Me“ hebben allemaal een drang naar de hitlijsten. Daarmee lijkt het er op dat Aerosmith de commerciële kant die het in de jaren negentig uitbuitte niet wil loslaten. Een troost is echter dat die ballads stuk voor stuk goed zijn, sommige zelfs prachtig. De overgebleven negen nummers zijn echter op en top het oude, vertrouwde Aerosmith. Vanaf de opener ”Luv XXX“ swingt de plaat de pan uit met ronkende gitaarpartijen en een dampende ritmesectie. Zelfs Steven Tyler zingt en krijst er met zijn 64 (!) jaren nog altijd jeugdig op los. Ook niet te versmaden zijn de swingende, vrouwelijke achtergrondzang, de sectie blazers en de vertrouwde mondharmonicapartijen. Wie de geweldige voorbodes ”Legendary Child“ en ”Love Alot“ al hoorde, zal over de andere krakers als ”Out Go The Lights“ en ”Oh Yeah“ niet teleurgesteld zijn. Zelfs het verplichte ”Freedom Fighter“ met Joe Perry achter de microfoon smaakt met zijn heerlijke slides en zwierige pianospel naar meer. Aerosmith heeft met een gezamenlijke leeftijd van over de driehonderd de beste plaat in meer dan dertig jaar tijd gemaakt. Het zou maar de allerlaatste kunnen zijn. Dikke vette aanrader!


BLACK COUNTRY COMMUNION

Afterglow

Mascot/Bertus
Stan Novak
80

Glenn Hughes haalt de zweep er stevig over bij Black Country Communion. Het lijkt wel alsof zijn leven ervan af hangt, want het momentum wordt hardnekkig vastgehouden. ‘Afterglow’ is alweer het derde studioalbum in twee- en-een-half jaar tijd. De line-up is onveranderd, maar dat Joe Bonamassa opnieuw van de partij is mag best een klein wonder heten als je diens vliegende solocarrière in ogenschouw neemt. Het dreamteam is echter volledig in tact gebleven, want ook Kevin Shirley neemt opnieuw de productiehonneurs waar. Nieuwe inzichten zijn dan ook niet te verwachten. Oké, opener ”Big Train“ misschien, vanwege zijn gebroken ritmiek, maar verder sluit ‘Afterglow’ naadloos aan bij zijn sterke voorgangers. De songs zijn ambachtelijk als vanouds, het materiaal is in de breedte mooi uitgebalanceerd en er wordt wederom uitstekend gemusiceerd. Wat dat laatste betreft meen ik te concluderen dat de bijdrage van toetsenist Derek Sherinian aan waarde heeft gewonnen. Een prominente rol als in ”Midnight Sun“ was voorheen bijvoorbeeld nog niet voor hem weggelegd. Tot de overige nummers die een extra vermelding waard zijn behoren het uptempo ”Confessor“, met een lekker felle Hughes en een zowaar nog fellere Bonamassa. Over het reeds genoemde ”Big Train“ zullen de meningen wellicht verdeeld zijn vanwege het wispelturige karakter en het Rush-achtige gitaarwerk. Meesterlijk zijn echter de sterk groovende en met Led Zeppelin-elementen opgesierde titeltrack en de dreigende afsluiter ”Crawl“, waar Bonamassa zijn liefde voor progrock etaleert. De interactie tussen hem en Sherinian doet hier ietwat Rainbow-achtig aan en had wat mij betreft nog wat opgerekt mogen worden. Meest opmerkelijke moment doet zich echter voor in de krachtige semi-ballad ”The Circle“. Hughes zet hier een weergaloze masterclass in dynamisch zingen neer, waarbij na exact vier minuten en één-en-vijftig seconden zijn stembanden letterlijk zijn strot uit lijken te komen. Hij verlangt dan wel veel van zijn collega’s, maar zelf gaat hij een tour de force ook niet uit de weg. Kortom, de BCC-boog blijft strak op spanning. De tijd zal moeten leren of er nog verdere rek in zit.


CRADLE OF FILTH

The Manticore And Other Horrors

Peaceville/Suburban
Wouter Dielesen
85

Als Cradle Of Filth ergens voor waakt, is het wel voor het maken van nog een misser. Dat gebeurde met ‘Thornography’ (2006) en kostte de Britse band behoorlijk wat krediet. Opvolgers ‘Godspeed On The Devil’s Thunder’ (2008) en ‘Darkly, Darkly, Venus Aversa’ (2010) zorgden voor gezichtsherstel. Ondanks het artistieke succes van die laatste twee albums gooide Cradle Of Filth voor zijn tiende studioalbum ‘The Manticore And Other Horrors’ het muzikale roer toch enigszins om. Met meer focus op punkriffs, damesvocalen, melodielijnen en harmonieën. Dat betekent niet dat de Britse groep zich een totaal ander gezicht heeft aangemeten, wel is de insteek gewijzigd. Dat heeft vast te maken met het vertrek van bassist Dave Pybus en toetseniste Ashley Ellyllon (ex-Abigail Williams) en de komst van Daniel James Firth en Caroline Campbell. De plaat opent vertrouwd klassiek, om over te lopen in het heftige ”The Abhorrent“. Het gitaarspel van songschrijver Paul Allender valt gedurende de hele plaat op door puntige en directe riffs en relatieve eenvoud, terwijl medecomponist Martin Karoupka bewijst de meest veelzijdige drummer te zijn die de band ooit heeft gehad. Een elfkoppig koor en diverse zangvormen van Dani Filth zorgen voor een breed vocalenpalet, met ”Pallid Reflection“ als sterkste voorbeeld. Daar draagt ook Lucy Atkins aan bij, die eerder te horen was op ‘Darkly, Darkly, Venus Aversa’. Het gemiddelde speeltempo ligt hoog, zoals in het voortdenderende en van onheilspellende keyboardklanken voorziene ”Illicitus“. ”For Your Vulgar Delectation“ bevat juist een repeterend, Paradise Lost-achtig gitaarloopje, in ”Manticore“ klinkt een sitar, en de samples in ”Huge Onyx Wings Behind Despair“ doen haast rave-achtig aan. Zoals de albumtitel aangeeft, bestaan de teksten uit griezelige sprookjes en verhalen over monsters, demonen, vampiers en weerwolven, met hier en daar een vleugje H.P. Lovecraft. ‘The Manticore And Other Horrors’ volgt de ontwikkeling die Cradle Of Filth de afgelopen jaren doormaakte. En dat zonder daarbij zijn oude fanschare voor het hoofd te stoten.


ELDORADO

Antigravity Sound Machine

Bad Reputation/Suburban
Bastiaan Tuenter
86

De allerbeste band die Spanje kent heet Eldorado. De Madrilenen evenaren zelfs het niveau van een Wolfmother, een Graveyard of een Rival Sons. De heren maken naar eigen zeggen ‘new vintage rock’. De mosterd is in de jaren zeventig gekocht en doet afwisselend denken aan Aerosmith, Led Zeppelin, Bad Company, Deep Purple en aanverwanten. Op het derde album ‘Antigravity Sound Machine’ beschikken de afwisselende en speelse nummers allemaal over de luxe van Jesús Trujilo’s geweldige strot. Die heeft verdraaid veel weg van Buckcherry’s Josh Todd, met als overduidelijke verschil dat Trujilo meer klasse heeft. Al bij de eerste luisterbeurt valt het op dat de twaalf nummers alle hun eigen karakter hebben en van een hoog niveau zijn. Het wordt nog beter als er per draaibeurt steeds meer muzikale hoogstandjes en subtiele details worden geopenbaard. De muzikanten geven elkaar volop de ruimte om de composities aangenaam in te kleuren. Zonder dat het een showcase wordt, wordt er rijkelijk gestrooid met individuele klasse. Dat gebeurt met een speelsheid die zo vanzelfsprekend klinkt dat het alleen kan betekenen dat Eldorado al jarenlang een goedgeoliede groep is. De Madrilenen doen hun naam bovendien eer aan, want vrij vertaald betekent Eldorado ‘van goud’. Dat hebben ze met ‘Antigravity Sound Machine’ zeker in handen, want dit is serieuze concurrentie voor het nieuwe plaatwerk van Rival Sons, Aerosmith, Kiss en Graveyard. Kortom, verrassing van de maand! Release: 5 november.


GRAVEYARD

Lights Out

Nuclear Blast/PIAS
André Verhuysen
80

Retrorock is hot en de hotste aller retrobands is, bij het alsmaar uitblijven van een nieuw Wolfmother-album, Graveyard. Met het titelloze debuut zette het Zweedse hippiekwartet zich in 2008 al voorzichtig op de kaart. Het twee jaar later verschenen ‘Hisingen Blues’ was in alles de overtreffende trap: betere songs, een transparanter geluid en een werkelijk schitterende hoes, misschien wel de mooiste van 2010. En nu is er dus de altijd zo belangrijke derde plaat. Aan de hoes hoeven we ditmaal geen woorden vuil te maken: de zwarte vlek is het woord artwork amper waard. Wat een verschil met de prachtige, kleurige tekening die ‘Hisingen Blues’ sierde. Tegelijk geven de hoezen, bedoeld of onbedoeld, wel meteen de verhoudingen tussen beide albums weer. ‘Lights Out’ ligt muzikaal weliswaar lijnrecht in het verlengde van ‘Hisingen Blues’, maar is tegelijkertijd ook een stuk donkerder. De vrolijke Creedence Clearwater Revival-gitaarriedels zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor subtiele, onheilspellende piano- en orgelgeluiden. Verder is het eigenlijk gewoon meer van hetzelfde. Graveyard zou ook wel gek zijn om aan de succesformule te tornen.


ILL NIÑO

Epidemia

AFM/Rock Inc./Bertus
Metal Mike
90

‘Revolution Revolutión’, het album waarmee Ill Niño alweer elf jaar geleden debuteerde, behoort nog steeds tot een van mijn favoriete albums. De mix van metal, latin en salsa was uniek. De albums die erop volgden werden steeds iets minder. Bovendien was de band uit Californië de laatste jaren slechts sporadisch op een optreden te betrappen. De rugproblemen van frontman Cristian Machado waren wat dat betreft een stoorzender. Inmiddels gaat het een stuk beter met de zanger, en dat kan ook gezegd worden van de muziek. De band is bij zichzelf te rade gegaan en heeft de puntjes op de i gezet (oké, bij ill Niño op beide i’s). De muziek klinkt frisser en gedrevener dan ooit tevoren. Ook een stuk agressiever, omdat Machado naast zijn zangstem ook een alleraardigste grunt opzet. Het zorgt ervoor dat nummers als ”Depression“, ”Only The Unloved“, ”La Epidemia“ en ”Escape“ het hardste zijn dat de band de afgelopen tien jaar heeft gefabriceerd. De songtitels alleen al verraden dat de band door een diep dal is gegaan, en zoals je weet gedijt metal het beste als de componisten ervan tijdens het schrijfproces zwaar in de shit hebben gezeten. Laat die epidemie maar komen!


KLONE

The Dreamer’s Hideaway

Klonosphere/Bertus
Patrick Lamberts
90

Ken je dat gevoel dat je een (nieuwe) band ontdekt en tijdens een avondje bier drinken iedereen ervan probeert te overtuigen om de muziek te gaan luisteren? Dat gevoel heb ik bij Klone. Liefhebbers van Tool, Katatonia en in mindere mate Pantera zullen bij het openingsnummer van ‘The Dreamer’s Hideaway’ al gesmolten zijn. Eigenlijk zou iedere metalfan dit album een kans moeten geven. De saxofoonpartijen in het titelnummer en de synthesizer in ”Into The Void“ zijn bijvoorbeeld zeer smaakvol, voegen daadwerkelijk iets aan de nummers toe en overheersen nergens. Er zit een enigszins progressief randje aan dit album, maar denk daarbij niet aan overdadige solo’s. Daarvoor richt deze band zich te veel op riffs die regelmatig een stonertintje bevatten. Klone zet een bijzondere sfeer neer met beukende, overzichtelijke arrangementen en een dynamische albumflow. Het metalvuur in je hart moet wel oplaaien bij de riffs van opener ”Rocket Smoke“ en ”Rising“. Zanger Yann Ligner, die bij uithalen als Jonathan Davies van Korn klinkt en de cleane zang van Phil Anselmo (Pantera, Down) in zich heeft, zal een grote groep mensen aanspreken. Ook leuk is het gastoptreden van zanger/bassist Doug Pinnick van King’s X in ”A Finger Snaps“. Hij heeft in Klone een echte groovebroeder gevonden. Hoewel ‘The Dreamer’s Hideaway’ overduidelijke invloeden kent van bovengenoemde bands, zorgt dit quintet voor een frisse Franse wind in de metalscene. Bon appetit!


KAMELOT

Silverthorn

Steamhammer/SPV/Suburban
Liselotte Hegt
90

Tijdens de afgelopen jaren was de ster van Kamelot rijzende. Ieder album overtrof zijn voorganger en de band kende vele hoogtepunten. Het ging dus erg goed met de carrière van Kamelot. Tot 2011, toen officieel aangekondigd werd dat zanger Roy Khan wegens gezondheidsredenen het schip had verlaten. Optredens werden afgemaakt met Fabio Lione, zanger van Rhapsody Of Fire, maar er hing ook een mist van vraagtekens rond de band. Wie zou de rol van die soundbepalende Khan permanent kunnen overnemen? Wordt het toch Fabio Lione, of wordt het roer drastisch omgegooid? Het verlossende antwoord werd door de band afgelopen juni gegeven: Tommy Karevik, een jonge zanger uit Zweden, is de nieuwe frontman. ‘Silverthorn’ bevestigt in alle toonaarden dat Kamelot geen enkele concessie heeft gedaan of maar enigszins geleden heeft onder deze wisseling van de wacht. Verrassend of niet, Karevik heeft namelijk eenzelfde soort stemgeluid en bereik als Khan en daarmee weet Kamelot zijn smoelwerk, waaraan de band jarenlang zorgvuldig heeft gewerkt, moeiteloos te behouden. ‘Silverthorn’ is een logisch vervolg op ‘Poetry For The Poisened’, maar klinkt toch ook heel verfrissend. Kamelot laat een hernieuwde energie horen in een conceptueel album, dat gaat over een meisje dat sterft in de armen van haar tweelingbroers en een groot geheim mee het graf inneemt. Karevik klinkt nooit saai en zelfs misschien nog beter dan Khan en grijpt je gedurende het album tot in het bot. Een waar hoogtepunt is het prachtig gezongen drieluik ”Prodigal Son“. Gitarist Thomas Youngblood en toetsenist Oliver Palotai zijn de schrijvers van al deze mooie muziek. ‘Silverthorn’ is zelfs een evenwichtiger album geworden in vergelijking met zijn voorganger, waarop misschien te veel gasten te horen waren. Dit keer wordt het beperkt tot twee gastzangeres, die geen dominante rollen spelen, waardoor alle aandacht uitgaat naar de vocale kracht en veelzijdigheid van Karevik. ‘Silverthorn’ is een opwindende plaat, een mix van progressieve en power metal, waarin mooie, klassieke arrangementen verzonken liggen. Een dreigende, bijna mysterieuze sfeer hangt over het geheel, wat het conceptverhaal natuurlijk versterkt. Youngblood perst uitstekende, bijna rockende solo’s uit zijn gitaar en ondanks het gelaagde karakter van het materiaal zijn de songs bijzonder toegankelijk. ”Sacrimony (Angel Of Afterlife)“ en ”My Confession“ zijn hier goede voorbeelden van. Kortom, Kamelot is weer helemaal terug, misschien zelfs wel overtuigender dan ooit.


SOUNDGARDEN

King Animal

Universal
Robert Haagsma
80

De afgelopen jaren heb ik genoten van Audioslave, zowel live als op plaat. Toch bleef het altijd een wat ongemakkelijke combinatie, die jongens van Rage Against The Machine en de zanger van Soundgarden. Het weer bij elkaar komen van deze laatste band hing al jaren in de lucht en werd op 1 januari 2010 door zanger Chris Cornell officieel bekendgemaakt. In eerste instantie was dat het startsein voor tournees en heruitgaven van oud werk. In de vorm van ‘King Animal’ is er nu ook het eerste album sinds ‘Down On The Upside’ uit – jawel! – 1996. De eerste indruk is dat alle stukjes weer op hun plaats vallen. De vrijwel ongeschonden galm van Cornell komt veel beter tot zijn recht in een band waarvan de muzikale vocabulaire somber, zwaar en hard is. ‘King Animal’ is vooral een overtuigend rockalbum, dat voortvarend begint met het veelzeggend getitelde ”Been Away Too Long“ en nog een paar stevige rocksongs. ”Bones Of Birds“ is een rockballad in de stijl zoals Cornell die zo mooi kan zingen. Een mooi, bijna weggestopt pianootje draagt bij aan de sfeer. In het minstens zo mooie ”Taree“ houdt de band zich ook nog even in, om vervolgens weer stevig uit te pakken met ”Attrition“. Al wordt het niveau van het klassieke werk niet gehaald, daar staat wel tegenover dat ‘King Animal’ een degelijk werkstuk is, zonder een enkel slecht nummer. Bovendien klinkt het gezelschap bevlogen. Dat is vroeger wel eens anders geweest. Er rest dan ook maar één conclusie: Soundgarden is nu echt terug!


STONE SOUR

The House Of Gold & Bones Part 1

Roadrunner/CNR
André Verhuysen
75

Is dat ineens een nieuwe trend: albums in twee delen uitbrengen? Lees deze Aardschok er maar op na. Wintersun doet het, Coheed & Cambria eveneens, en Stone Sour heeft zijn nieuwste werkstuk ook al in tweeën gehakt. Op zich niets mis mee hoor, maar breng dan gewoon beide delen in één pakketje uit, zoals Baroness eerder dit jaar deed met het magistrale ‘Yellow And Green’. Overigens vraag ik me af of in het geval van Stone Sour één album niet had volstaan. Deel 1 duurt immers maar amper veertig minuten en lang niet alle nummers zijn even sterk. Toegegeven, het album opent furieus, met twee van de meest aanstekelijke en opzwepende songs die de band ooit maakte: ”Gone Sovereign“ en ”Absolute Zero“. Daarna slaat de wisselvalligheid toe. Zo had van ”The Travellers Part 1“ en ”The Travellers Part 2“ ook gerust één nummer gemaakt kunnen worden en is het rustige ”Taciturn“ een niemendalletje dat net zo goed helemaal achterwege had kunnen blijven. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de saaie rechttoe rechtaan rampestamper ”My Name Is Allen“. Om kort te gaan: ‘The House Of Gold & Bones Part 1’ is een plaat die ijzersterk begint, maar gaandeweg toch enigszins inkakt.