10xEremetaal Maart 2015

 

10xEremetaal in Maart 2015

 

THE AGONIST

Eye Of Providence

(Century Media/Universal)
Jordan Stael
82

Ja, daar zit je dan. Met je handen in je weelderige metalhaar. Je zangeres/gruntster heeft je band na tien jaar verlaten en doet het sinds kort bij Arch Enemy, net een maatje groter dan jij. Jij, Canadees bandje met voortreffelijke muzikanten die de mix tussen gothic, moderne en ouderwetse metal niet alleen bijzonder strak spelen, maar die ook nog eens compositorisch bij de tijd blijven. Maar wat moet je zonder je brulboei? Nou, gewoon doorgaan. De mannen pikten Vicky Psarakis op – van YouTube – en maakten opnieuw een ijzersterk muzikaal bedje voor opnieuw een prima zangeres. Sterker, eentje die niet alleen net zo goed is als haar voorgangster, maar misschien nog wel beter. Simpelweg omdat ze wat vaker haar bek houdt. Dat zouden er meer moeten doen, hoor ik je denken. In dit geval is het echter van levensbelang. The Agonist is zo ontzettend goed, origineel en constant, dat de band het verdient om gehoord te worden. En dat zeg ik, die normaliter een schijthekel heeft aan female fronted metalbands.


 

THE ANSWER

Raise A Little Hell

(Napalm/PIAS)
Stan Novak
78

Na het droomdebuut ‘Rise’ en een wereldwijde toer als opener voor AC/DC heeft het Ierse kwartet nooit kunnen doorstoten naar de absolute top. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met het uitblijven van hits en het feit dat er nog geen producer is geweest die de bluesy hardrock salonfähig heeft weten te maken. ‘Raise A Little Hell’, inmiddels de vijfde studioplaat in negen jaar tijd, doet zeker niet onder voor eerdere releases. Het is alom vertrouwde kost, al ben ik van mening dat dit album de tand des tijds beter zal doorstaan dan enkele eerdere platen. Het materiaal is namelijk lichtvoetiger, meer songgericht en daardoor toegankelijker. Zanger Cormac Neeson zit volledig in zijn comfortzone en zijn rauwe, doorleefde strot is weer een genot voor het oor. Gitarist Paul Mahon levert een aantal van zijn beste solo’s af en blijkt ook op ritmisch vlak te zijn gegroeid. De ritmesectie tenslotte is solide als vanouds. Omdat het onbesuisde er grotendeels vanaf is rockt het als geheel iets minder dan voorheen, maar dat is geen gemis. ‘Raise A Little Hell’ bevat namelijk alles waar een goed The Answer-feestje om vraagt.


 

ENSLAVED

In Times

(Nuclear Blast/PIAS)
Robert Haagsma
90

In de achterliggende decennia ontwikkelde Enslaved zich tot een van de meest prominente en consistente bands binnen de extreme metalscene van Noorwegen. Een status die nog eens onderstreept werd met de uitnodiging van het Roadburn-festival aan gitarist Ivar Bjørnson om als curator op te treden voor de komende editie van het evenement. Ondertussen blijft de formatie geweldige albums afleveren. Ik was in 2012 al zwaar onder de indruk van ‘RIITIIR’. ‘In Times’ hakt er minstens zo diep in. Enslaved heeft zijn black metalwortels nooit verloochend. Een deel van de zang is nog altijd schel en agressief. Snelle passages worden niet uit de weg gegaan. In de loop der jaren is het geluid van de band wel verrijkt met allerlei extra elementen. Een goed voorbeeld daarvan is de opener „Thuri­zas Dreaming”, waarin extreme metal, viking-achtige bombast in Bathory-stijl en statige progressieve klanken op een vanzelfsprekende manier in elkaar grijpen. Eens te meer valt me op hoe welluidend de melodieuze zang is. Het heeft in al z’n kalmte en klasse zowaar een Opeth-achige allure. Wat mij ook altijd enorm beviel aan Enslaved is het gevoel voor melodie. Ik heb bij het afsluitende „Daylight” een paar keer op repeat gedrukt. Ook hier is de combinatie van ruwe en cleane (koor)zang en robuust gitaarwerk indrukwekkend. Op die manier getuigt elk nummer van de unieke kwaliteit van deze Noorse formatie. Het album is daarmee de perfecte aanloop naar hun ongetwijfeld dominante aanwezigheid op Roadburn.


 

FURYON

Last Salvation

(Dream/Suburban)
Metal Mike
83

‘Gravitas’, het debuutalbum uit 2010 van Furyon draait nog regelmatig rondjes in huize Metal Mike. Ik houd immers van de kamerbrede heavy rock van deze Britten, die musiceren in het straatje van Alter Bridge. Soms zelfs iets te duidelijk, zo is de riff van de coupletten in de titeltrack „Lost Salvation” afkomstig van „White Knuckles” en is het intro van de eerste single „These Four Walls” ook ‘geleend’ van de band uit Florida. Gelukkig staat er ook genoeg origineel materiaal op ‘Lost Salvation’. Zanger Matt Mitchell heeft een zuivere, krachtige stem, met een rauw randje waar dat nodig is. In „Resurrect Me” klinkt hij zelfs als Rob Halford op zijn niet-Priest-werk. Mitchell weet zich nog steeds gesteund door de ritmesectie met Alex Bowen (bas) en Lee Farmery (drums). Voormalig gitarist Chris Green hielp weliswaar in de studio mee, maar op de albumhoes staan Luca Faraone en Tiago Rosado als nieuw gitaartandem vermeld. Hun inbreng komt de nummers ten goede, zoals in „Dematerialize”, maar dan hoop ik ook dat zíj het zijn die op dat nummer te horen zijn, anders moet ik mijn veren in de reet van meneer Green steken. Het is wel jammer dat het leeuwendeel van de nummers in hetzelfde midtempo voorbijkomt, wat meer afwisseling zou het album namelijk nóg beter gemaakt hebben. Misschien een mooi streven voor album nummer drie. Op 23 mei is Furyon live te zien op het Secrets Of Metal-festival in Vorselaar (B).


 

MOONSPELL

Extinct

(Napalm/PIAS)
Robert Haagsma
78

De muziek van Moonspell roept de beelden op van verweerde kerkmuren en overwoekerde graven. Het is gestolde melancholie. Het wordt door de Portugese topformatie alweer jaren verwerkt in muziek die klinkt als een metalvariant op de oude The Sisters Of Mercy-sound: een solide vierkwartsmaat, hoekig klinkende gitaren en een sombere, ingetogen zang. De band heeft echter nooit de neiging om het publiek met die melancholie te verstikken. De emoties worden altijd verpakt in heel toegankelijke songs, waarvan er ook weer genoeg op ‘Extinct’ staan. Neem „Dominia”. Een sterk nummer met heel mooi gitaarspel. Alleen duikt er halverwege wel een ‘la-la-la’-refrein op, dat straks vooral live heel effectief zal blijken te zijn. „Medusalem” valt op vanwege de sfeervolle Arabische invloeden. In een nummer als „The Last Of Us” valt op hoe belangrijk Depeche Mode ook voor Moonspell geweest moet zijn. Van de zang tot de melodielijn, de invloed ligt er duimendik bovenop. ‘Extinct’ is verder natuurlijk vooral heel erg een album van Moonspell zelf. Fernando Ribeiro is nog altijd een uitstekende zanger. De songs zitten goed in elkaar. Er wordt voldoende afwisseling geboden en het album biedt dankzij de zorgvuldig ingekleurde bombast een overweldigende ervaring.


 

MELECHESH

Enki

(Nuclear Blast/PIAS)
Stephan Gebédi
82

Bandleider Ashmedi heeft blijkbaar weer een nieuw stel muzikanten om zich heen verzameld en komt begin maart met het nieuwe album ‘Enki’ op de proppen. Erg veel invloed hebben de lineupwisselingen niet gehad op het geluid van de band, want ‘Enki’ klinkt onmiskenbaar als Melechesh. Op het eerste gehoor lijkt dit album iets meer rechttoe rechtaan te klinken dan de voorgangers, maar schijn bedriegt, want gaandeweg de plaat maken de harde, beukende nummers als „Tem­pest Temper Enlil Enraged” en „Metatron And Man” wat meer ruimte voor groovende en meer uitgesponnen songs. Toch zijn het deze keer de harde, snelle nummers die het meest overtuigen. De muziek van Melechesh is nog altijd geworteld in black metal, maar in de harde, snelle stukken klinken meer dan ooit invloeden uit de traditionele metal door. In „Lost Tri­bes” moet ik bij sommige breaks soms zelfs aan Mastodon denken. Zoals gezegd is er op de tweede helft van het album meer ruimte voor uitgesponnen stukken. De oosterse melodieën krijgen wat meer ruimte en de songs zelf een wat ‘jam-achtig’ karakter, waardoor ze soms ook wat langdradig worden. Het rustige, zweverige intermezzo „Doorways To Irkala” is op zich mooi, maar duurt met acht minuten wel erg lang. Het afsluitende „The Outsiders” duurt zelfs bijna dertien minuten en barst na een lang midtempo stuk uiteindelijk uit in een orgie van blastbeats. Desalniettemin een sterke plaat, waarvan de compactere nummers mij het meest bijblijven.


 

THE NEAL MORSE BAND

The Grand Experiment

(Inside Out Music/Universal)
Patrick Lamberts
83

Na het akoestische singer-songwriteruitstapje ‘Songs From November’ is Neal Morse weer helemaal terug op het progressieve rockpad. De multi-instrumentalist, bekend van Trans­atlantic en Flying Colors, sloeg de handen weer ineen met drummer Mike Portnoy en bassist Randy George. Relatief nieuw in The Neal Morse Band zijn gitarist-zanger Eric Gillette en toetsenist-zanger Bill Hubauer. Ze toerden al samen, maar zijn nu voor het eerst als collectief op plaat te horen. En een collectief hoor je, want iedereen komt tot zijn recht. Vooral het gitaarwerk van Gillette is een pluspunt ten opzichte van andere Neal Morse-albums. De nieuwe snarenplukker heeft een goede sound, is technisch begaafd en speelt bovenal smaakvol. Dat hij en Hubauer delen van de solozang voor hun rekening nemen is ook van grote toegevoegde waarde. Hun stemmen zorgen niet alleen voor extra dynamiek en fraaie harmonieën, het is vooral prettig om geen overkill aan Morse te horen. Er staat dus niet voor niets The Neal Morse Band op de hoes. Het titelnummer is een lekkere rocker, met een Styx-achtige sound, „Waterfall” is een mooi rustpunt met Crosby, Stills & Nash-achtige zangkoren, en „Agenda” een door megafoon gezongen track met psychedelisch en catchy refrein (Bigelf-invloeden). Single-waardig! Het 26 minuten lange „Alive Again” is minder vernieuwend qua opbouw en uitvoering, maar een prima toevoeging aan de vele epische en dynamische composities waarin Portnoy en Morse elkaar zo goed kunnen vinden. Ook klinkt er op dit album meer Spock’s Beard door dan in voorgaande Neal Morse-albums. Het is een pure progrockplaat geworden met catchy elementen en technisch spel van alle bandleden. Het beste werk van Neal Morse sinds ‘Snow’ (Spock’s Beard) en ‘Testimony’.


 

MOTOR SISTER

Ride

(Metal Blade/PIAS)
Robert Haagsma
80

Onlangs werd Scott Ian van Anthrax vijftig jaar. Een man op zijn leeftijd en in die positie heeft natuurlijk alles al, dus bedacht zijn eega (en zangeres) Pearl Aday iets bijzonders. Ze organiseerde een huiselijke jamsessie met Jim Wilson, de zanger en gitarist van de in 2011 gestopte rockband Mother Supe­rior. In Europa bleef de band altijd ondergewaardeerd, maar in Amerika was het een gewilde sessieband die onder andere werkte met countryzangeres Emmylou Harris, Alice Coo­per. en Henry Rollins. De band bracht zelf ook sterke albums uit vol smaakvolle rock, met zowel een alternatief als blues-achtig randje. Enfin, het feestje, waar­in verder bassist Joey Vera (Armored Saint, Fates War­ning) en drummer John Tempesta (The Cult) participeerden, was een groot succes. Niet veel later viel het besluit om het gelegenheidsoptreden een serieus vervolg te geven. Dat is er in de vorm van dit album, dat onder de naam Motor Sister uitgebracht wordt. Het bevat nieuwe versies van oude Mother Superior-songs, uitgekozen door Scott Ian. Het is zinloos om deze nieuwe versies stuk voor stuk met de originelen te vergelijken, maar het mag duidelijk zijn dat hier een bevlogen stel muzikanten bezig is. De nieuwe interpretatie van „Dog House” is bijvoorbeeld prachtig, niet in de laatste plaats dankzij de achtergrondzang van Pearl Aday, die ook elders op het album schittert. Het is weliswaar geen plaat die de wereld in vuur en vlam zal zetten, maar als het een nieuw publiek in de richting van het oude werk van Mother Superior wijst, heeft het alleen daarom al nut gehad.


 

SOTO

Inside The Vertigo

(earMUSIC/Edel/V2)
Liselotte Hegt
84

Jeff Scott Soto heeft sinds 1984 een flinke staat van dienst opgebouwd als zanger van onder meer Yngwie Malmsteen, Talisman, Axel Rudi Pell, Journey, W.E.T. en Trans-Siberian Orchestra. Hij heeft ontelbare gastbijdragen en achtergrondvocalen gedaan en tussendoor ook nog een reeks aan soloalbums uitgebracht. Jeff Scott Soto is een geweldige zanger, die soul en rock moeiteloos samenbrengt. De opvolger van zijn vorig jaar verschenen soloalbum ‘Damage Control’ (2012) brengt de sympathieke frontman niet onder zijn eigen naam uit, maar met de nieuw opgerichte band SOTO, waarin hij zich omringt met jonge, enthousiaste muzikanten uit Europa, Noord- en Zuid-Amerika. ‘Inside The Vertigo’ is een vetklinkende, moderne rockplaat geworden waarop zowel Jeff als de band flink hun tanden laten zien. De muzikale tactiek is behoorlijk ‘in your face’ en energiek en meteen vanaf opener „Final Say” wordt een muur aan vette gitaarriffs opgetrokken, is de sound moddervet, spatten de ruige emoties er vanaf en wordt heerlijk flitsend gitaarwerk geserveerd. In het epos „End Of Days” en het pakkende „When I’m Older” horen we toch nog even een kwetsbare kant van Jeff. De twaalf nummers componeerde de zanger met zijn band en diverse bekende, bevriende collega’s, zoals Gus G. (Forewind, Ozzy Osbourne), Jason Bieler (Saigon Kick), Mike Orlando (Adrenaline Mob) en Joel Hoekstra (Nightranger/TSO). Alles bij elkaar opgeteld heeft SOTO met ‘Inside The Vertigo’ een overtuigend visitekaartje afgeleverd.


 

STEVEN WILSON

Hand. Cannot. Erase.

(Kscope/Bertus)
Patrick Lamberts
95

Ik val er al een tijdje zo veel mogelijk mensen mee lastig: Steven Wilsons nieuwe album ‘Hand. Cannot. Erase.’ moet je horen! Met ‘The Raven That Refused To Sing (And Other Stories)’ wist Wilson ons twee jaar geleden al te betoveren, maar met ‘HCE’ zit je pas echt van begin tot eind op het puntje van je stoel. Het is nóg dynamischer, mede door de toevoeging van majeurklanken en hemelse, nostalgische momenten. De industriële elektrotrack „Perfect Life” is zelfs vernieuwend in Wilsons uitgebreide oeuvre, evenals de toevoeging van een vrouwelijke vocaal. Ninet Tayeb, een prachtvrouw met een dijk van een stem, heeft namelijk een glansrol opgeëist op ‘HCE’. Wilson valt ook terug op inspiratiebronnen. De invloeden van Rush, The Who, King Crimson, Pink Floyd en Tan­gerine Dream zijn soms niet te ontkennen, maar storen geenszins. Want Wilson geeft als geen ander een moderne twist aan de melancholisch klinkende muziek. Gesteund door een begaafde band wordt er gerockt („3 Years Older”), geëxperimenteerd („Ancestral”) en is er zelfs een funky groove te ontdekken („Home Invasion”). Ook het poppy titelliedje misstaat niet tussen de meer uitdagende composities. De muziek staat namelijk altijd in dienst van de melodie en het (toch weer) donkere thema van dit conceptalbum: vereenzaming in de grote stad. Samen met het artwork en een online-dagboek vormt de muziek en het verhaal een fraai geheel. Ook de solomomenten van gitarist Guthrie Govan en toetsenist Adam Holzman zijn stuk voor stuk smaakvol uitgevoerd, want hoewel Wilson met de meest getalenteerde muzikanten werkt, weet hij ze goed te beteugelen en daarmee het onderste uit hun en zijn eigen kan te halen. Veni. Vidi. Vici.