10xEremetaal november 2015

 

10xEremetaal in November 2015

 

AVATARIUM

The Girl With The Raven Mask

Nuclear Blast/PIAS
André Verhuysen
80

Je kunt gerust stellen dat Avatarium een bliksemstart heeft meegemaakt. Twee jaar geleden bestond de nieuwste band van doomgoeroe Leif Edling nog niet eens. Inmiddels zijn we bij album nummer twee, terwijl er ook al twee EP’s zijn verschenen. En tussen de bedrijven door treedt Avatarium op waar het kan, zij het zonder bandleider Edling, die herstellende is van een burn-out. Een gemis is dat geenszins, want Edlings spel eist bij Avatarium beslist geen hoofdrol op. De ware sterren van de band zijn Evergrey-gitarist Marcus Jidell, die bij Avatarium heel erg Ritchie Blackmore adoreert, en het onmiskenbare boegbeeld, zangeres Jennie-Ann Smith. Al mag ook het smaakvolle toetsenspel van Carl Westholm niet onvermeld blijven. Zijn inbreng zorgt er voor dat Avatarium bij vlagen, met name in de hardere nummers, veel weg heeft van Krux. Qua muzikale en vocale invulling trekt ‘The Girl With The Raven Mask’ de op het titelloze debuutalbum ingezette lijn consequent door. Wel is er iets meer dynamiek; de harde passages zijn iets dikker aangezet, de softe stukken zijn nog meer uitgekleed, waardoor de zang van Smith bij momenten nog breekbaarder is. En in de vorm van het supercatchy titelnummer heeft Avatarium zowaar een eerste klas doomhit te pakken, als zoiets al bestaat. Originele band en heerlijke plaat. Wie maalt er nog om Candlemass?


 

CLUTCH

Psychic Warfare

Weathermaker/PIAS
Bastiaan Tuenter
85

De heren van Clutch legden de lat hoog met ‘Earth Rocker’, het vorige album dat als het beste uit hun omvangrijke oeuvre mag worden beschouwd. Het is wellicht om die reden dat de mannen claimen hun stijl en sound te hebben gevonden. Ze mochten in het verleden immers graag experimenteren, maar laten dat op hun nieuwe plaat achterwege. Het album is een logische voorzetting van ‘Earth Rocker’, en zowaar, dit ‘Psychic Warfare’ kan zich ermee meten. Het is nogal een prestatie, wetende dat dit hun elfde langspeler is. Het is er dus allemaal: het degelijke maar o zo pakkende gitaarwerk en de groovende ritmesectie, die in dienst spelen van een wederom superieure Neil Fallon, die met het opvoeren van onder meer een muildier met drie poten flink op dreef is. Grote verrassingen zijn er echter niet. Op de eerste helft van de plaat staan vijf typische Clutch-krakers, waarvan „X-Ray Visions” een willekeurig hoogtepunt is. Pas op de tweede helft zoekt het gezelschap voorzichtig naar meer verdieping, met het meedein-bluesnummer „Our Lady Of Electric Light” en de lange, ingetogen afsluiter „Son Of Virginia”; de enige uitzondering op de overwegend korte en puntige nummers. Na afloop rest er nog maar één ding: opnieuw afspelen. Jaar­lijstmateriaal!


 

GRAVEYARD

Innocence & Decadence

Nuclear Blast/PIAS
Robert Haagsma
80

In de achterliggende jaren is het uit Zweden afkomstige Graveyard uitgegroeid tot een van de boegbeelden van een generatie bands die voortbouwen op het geluid van de heavy rock uit de jaren zeventig. Goede smaak en sterke songs vormden het recept dat albums als ‘Hisingen Blues’ en ‘Lights Out’ zo onweerstaanbaar maakten. Op ‘Innocence & Deca­dence’ gaat de spade opnieuw in de grond, om even in stijl te blijven. De variatie is groter dan voorheen. Het album begin met „Magnetic Shunk”, een stuiterende bluessong. Een ingehouden variant op dat genre biedt „Far Too Close”, dat aan het eind van het album te vinden is. Het breekbare „Stay For A Song” is het echte slotakkoord. In de tussenliggende tijd excelleert Graveyard met ronkende spacerock in „Can’t Walk Out” en meen ik de geest van Jim Morrison en The Doors te horen in „Cause & Defect”. En grappig genoeg moest ik bij het popachtige „The Apple And The Tree” denken aan Dire Straits, al herinnerden een paar uithalen op de gitaar er mij aan dat het toch echt Graveyard is. Het album laat hiermee een band horen die steeds verder zijn vleugels uitslaat, zonder zich te verliezen. De toppositie is opnieuw veiliggesteld.


 

PARKWAY DRIVE

Ire

Epitaph/PIAS
Justin Erkens
77

Met vijf albums in amper tien jaar is Parkway Drive verdomd productief. En ook kwalitatief laten de Australiërs weinig steken vallen. Van ‘Killing With A Smile’ (2006) tot ‘Atlas’ (2012) zijn de heren uitgegroeid tot hyperactieve puistenkoppen tot een van de smaakmakers in een genre dat overloopt van de zoutloze middelmatigheid. Op ‘Ire’ doet Parkway Dri­ve die reputatie wederom eer aan. De single „Vice Grip” was met zijn popcore-sound al een voorteken van de nieuwe invloeden. Die release bleek veelzeggend: door het hele album horen we een band die zijn grenzen aan het verleggen is. De resultaten variëren. Opener „Destroyer” is niet wereldschokkend, maar waar het ruwe „Dying To Believe” richting Lamb Of God gaat is het eerder genoemde „Vice Grip” een wel heel gladgestreken radiovriendelijke feelgoodtrack. Pro­fessioneel, maar het gaat wel – net als de klassieke metalcorenummers „Bottom Feeder” en „Dedicated” – snel vervelen. Het tegenovergestelde geldt voor „Crushed”, wat door zijn rap-invloeden en sociaal geëngageerde teksten doet denken aan Rage Against The Machine. De heren lenen echter met stijl. Het nummer is een meer dan geslaagd experiment en samen met afsluiter „A Deathless Song” een van de hoogtepunten. ‘Ire’ is al met al een wat versnipperd, maar degelijk album.


 

QUEENSRŸCHE

Condition Hüman

Century Media/Sony Music
Robert Haagsma
78

Het begint weer ergens op te lijken. Na een bizar Salo­mons­­oordeel van een Amerikaanse rechter verschenen in 2013 kort na elkaar twee albums onder de vlag van Queensrÿche. In beide gevallen was het hoorbaar haastwerk, in elkaar gedraaid om de andere partij te snel af te zijn. We kennen de uitkomst. De versie met zanger Geoff Tate gaat inmiddels als Operation: Mindcrime door het leven en debuteerde onlangs met een heel verdienstelijk album. De rest van de band vervolgt de weg dus gewoon als Queensrÿche, met Tate’s opvolger Todd La Torre inmiddels stevig in het zadel. Keren de tijden van magische albums als ‘Operation: Mindcrime’ en ‘Empire’ meteen weer terug? Nou nee, al citeert La Torre er in „Guardian” naar hartenlust op los (‘evolution cal­ling’). Het is wellicht na al die turbulente jaren ook te veel gevraagd. Wat we met ‘Condition Hüman’ wel hebben, is een degelijk album waarop alle ingrediënten die Queensrÿche ooit zo onweerstaanbaar maakten ruimschoots aanwezig zijn. „Toxic Re­me­dy”, „Selfish Lives”, „Bulletproof” en „Hour­glass” zijn prettig uitwaaierende songs. Ze worden prachtig gezongen door La Torre, terwijl de teksten van het ouderwetse hoge niveau zijn. Het spel en de sound zijn, dat zal ook niemand verwonderen, weer dik in orde. Het is daarmee een goed album, de reputatie van de band waardig. En dat het ook nog eens de nare smaak van het gedonderjaag van 2013 wegspoelt, is meegenomen.


 

RIVERSIDE

Love, Fear And The Time Machine

Inside Out/Sony Music
Liselotte Hegt
85

Sinds het debuut ‘Out Of Myself’ (2003) is het Poolse River­side uitgegroeid tot een vaste waarde in de progressieve rockscene. Met ieder album liet de band een ontwikkeling horen die de sound van de band steeds nauwkeuriger definieerde en verfijnde. Er werd geëxperimenteerd, gemaximaliseerd en geminimaliseerd en ook ‘Love, Fear And The Time Machine’ is daar geen uitzondering op. Daar waar Riverside zich op voorgaande albums nog waande in donkere en sombere stemmingen, zet de band de muziek dit keer in een wat positiever perspectief met een sprankje hoop en licht aan het eind van de tunnel. De nummers zijn ook korter van stuk, de keyboards zijn minder prominent aanwezig en de aandacht gaat vooral uit naar de ritmesectie en het schitterende, beheerste gitaarwerk van Piotr Grudzinski. Zanger Mariusz Dada laat voornamelijk zijn ingetogen kant horen; een ietwat dun geluid, maar het sluit wel aan bij het grotendeels open karakter van het album. Nummers als „#Addicted” en „Discard Your Fear” liggen ritmisch erg lekker in het gehoor en dienen als een goeie oppepper tussen de rustigere werkjes als opener „Lost (Why Should I Be Frightened By A Hat?)”, „Afloat” en „Time Travellers”. De ware progrocker kan zijn hart ophalen aan „Staturate Me” en „Towards The Blue Horizon” en een heerlijk relaxt gevoel krijg je van afsluiter „Found (The Unexpected Flaw Of Sear­ching”). Al met al heeft Riverside zijn muzikale horizon wederom verbreedt zonder al te ver van de oorsprong af te dwalen.


 

SAXON

Battering Ram

UDR/ADA/Warner
André Verhuysen
78

Afgezien van een paar op de Amerikaanse markt toegespitste miskleunen maakt Saxon natuurlijk al ruim vijfendertig jaar keer op keer hetzelfde album. Zoals bands als Motörhead, Def Leppard en AC/DC dat eigenlijk ook doen. Verschillen zitten hem vooral in de mate van inspiratie. En telkens staat er ook wel een afwijkende song op het album. In dit geval is dat het rustig voortkabbellende „King­dom Of The Cross”, in feite niets meer dan een door zanger Biff Byford voorgelezen gedicht over de Vlaamse slagvelden in WWI, over een muzikale ondergrond van enkel bas en keyboards, zonder gitaar. Voor de rest klinkt ‘Battering Ram’ vooral weer heel erg vertrouwd. Muzikaal worden er geen nieuwe paden verkend, tekstueel komen sommige songs ook meteen bekend voor, zoals de (zoveelste) odes aan de fans: „Battering Ram” en To The End”. O ja, en die inspiratie? Daarmee zit het wel snor. De mannen hebben hoorbaar nog veel plezier in wat ze doen. Van sleet is nog geen sprake. Op deze manier kan Saxon nog jaren mee.


 

STRYPER

Fallen

Frontiers/PIAS
Stephan Gebédi
80

Tja, Gebédi die Stryper bespreekt, het moet niet gekker worden! Ofschoon ik uiteraard helemaal niets heb met de tekstuele boodschap van de band, heb ik het uitstekende muzikale vakmanschap van de heren altijd wel weten te waarderen. En sinds ik ze live heb gezien op Dynamo Open Air in 1987, waar ze met van alles en nog wat werden bekogeld, maar uiteindelijk toch een groot deel van de aanwezige weekendsatanisten stil wisten te krijgen met een supervet optreden, heb ik zelfs een soort van respect voor ze gekregen. Ook ‘Fallen’ staat weer vol met vette, melodieuze metalsongs die bol staan van herkenbare riffs, melodieën en smeuïg gitaarwerk. Riffs die af en toe doen denken aan bands als Leatherwolf, het vroege werk van Queensrÿche en het betere werk van Ratt. De band is weer bij elkaar in de originele bezetting en Oz Fox, Tim Gaines en de gebroeders Sweet knallen als vanouds. Michael Sweet zingt nog steeds erg goed en nummers als „The Calling”, het bombastische „Yahweh”, „King Of Kings” en „Till I Get What I Need” sluiten goed aan bij de hits van weleer. Je kunt af en toe lacherig doen over de bombastische koortjes en enigszins theatrale zang en hoge uithalen, maar die hoor je eerlijk gezegd net zo vaak op de laatste Iron Maiden- en Judas Priest-platen, en ik durf gerust te stellen dat ‘Fallen’ een stuk geïnspireerder klinkt dan de meest recente albums van die twee bands. Uiteraard staan er ook een paar mierzoete nummers op, zoals „All Over Again”, die me echt iets te veel worden, maar over het geheel genomen is ‘Fallen’ een sterk album. Opvallend is ook de keuze voor de – overigens uitstekend uitgevoerde – Black Sabbath-cover „After Forever”, toch een nogal duistere band. Fans van melodieuze metal/hardrock halen met ‘Fallen’ een uitstekende plaat in huis.


 

UGLY KID JOE

Uglier Than They Used To Be

Metalville/PIAS
André Verhuysen
80

Tot in de eeuwigheid zal Ugly Kid Joe bekend staan als de band van die twee monsterhits: „Cats In The Cradle” en „Everything About You”. Op Veronica-radio komen ze nog steeds tot vervelens toe voorbij. Je zou daardoor bijna een hekel krijgen aan Ugly Kid Joe, maar dat verdient de band geenszins. Het kwartet bestaat namelijk uit doorgewinterde rasmuzikanten die er live altijd een feestje van maken, getuige Graspop 2012. En stiekem schrijven de mannen gewoon bijzonder pakkende rock/metalsongs met briljante zanglijnen en refreinen. Neem het openende „Hell Ain’t Hard To Find”; het zou zomaar de derde megahit van Ugly Kid Joe kunnen worden. Ook het slepende „Let The Record Play” en het tegen AC/DC aan schurkende „My Old Man” zijn klassiekers in wording. Vreemde eenden zwemmen er ook rond in deze bijt. Het zijn twee totaal overbodige covers, die eerder afbreuk doen aan het album dan dat ze iets toevoegen: „Ace Of Spades” (gaap!) en een uit zijn verband gerukte versie van de soulklassieker „Pa­pa Was A Rolling Stone”. Zonde.


 

W.A.S.P.

Golgotha

Napalm/PIAS
Stephan Gebédi
76

Met ‘Golgotha’ brengt onze herboren gristen Blackie Lawless een conceptalbum uit over de dood en het lijden van Jezus Christus. De vraag waar en wanneer het precies is misgegaan met de heer Lawless laten we nu maar even achterwege en we concentreren ons op de muziek. „Scream” opent ouderwets lekker. Het navolgende „Last Runaway” klinkt als een kruising tussen Meat Loaf en Bruce Springsteen; erg gedragen en érg Amerikaans. Ook „Fallen Under”, het titelnummer en de ballad „Miss You” klinken nogal overdreven en dramatisch. Het stevige „Slaves Of The New World Order” is daarentegen één van de hoogtepunten van deze plaat en heeft een vrij hoog Maiden-gehalte. Ook „Eyes Of My Maker” en „Hero Of The World” zitten boordevol pakkende melodieën en refreintjes. Al met al kent ‘Golgotha’ veel sterke momenten, maar er zijn ook nummers waarbij de rillingen over mijn rug lopen. Ik kan in ieder geval niet zeggen dat het een ongeïnspireerd werkstuk is geworden, want Lawless looft zijn heer vol passie en overgave, dat moet je hem nageven.