10xEremetaal April 2016

 

10xEremetaal in April 2016

 

AMON AMARTH

Jomsviking

Sony Music
André Verhuysen
78

Te pas en te onpas wordt Amon Amarth gecategoriseerd als death metalband. Ik heb dat nooit begrepen. Wat heeft de muziek van deze vikingen nou gemeen met die van pakweg Obituary, Morbid Angel of Cannibal Corpse? Zelfs met eveneens Zweedse, zogenaamde melodieuze death metalbands als Dark Tranquillity, At The Gates en In Flames heeft Amon Amarth slechts weinig raakvlakken. Oké, de oergrommen van Johan Hegg zouden bij een death metalband niet misstaan, maar dat kun je van Chuck Billy ook wel zeggen. Dat maakt van Testament toch ook geen death metalband? Amon Amarth speelt een snelle vorm van traditionele heavy metal met epische inslag en een hoog headbanggehalte, en bedient zich daarbij van harmonieuze en majestueuze gitaarmuren. Amon Amarth heeft dan ook meer overeenkomsten met Iron Maiden en Judas Priest dan met Six Feet Under en Autopsy. Melodie voert te allen tijde de boventoon. Refreinen laten zich gemakkelijk meeblèren, riffs nodigen uit om mee te neurieën. Op ‘Jomsviking’ is dat niet anders dan op voorganger ‘Deceiver Of The Gods’ (2013). Eigenlijk is alles bij het oude gebleven. De verschillen tussen beide albums zitten in de details. Zo is er ditmaal een gastrol voor Doro Pesch, waar die vorige keer was weggelegd voor Messiah Marcolin. En ‘Jomsviking’ schijnt een conceptalbum te zijn. Maar wees gerust, je merkt er niets van.


 

ARTILLERY

Penalty By Perception

Metal Blade/PIAS
André Verhuysen
77

Artillery werd begin jaren tachtig geformeerd in een buitenwijk van Kopenhagen. In de periode daarna ontpopte de band zich tot een van de smaakmakers van de Europese thrash metalscene, zij het dat de sound van de band altijd op een uitgesproken Amerikaanse leest geschoeid was. Lees: Metallica ten tijde van ‘Ride The Lightning’. Oftewel, niet alleen maar snoeihard, maar ook met een goed oor voor melodie. Na een tienjarige sabbatical maakte Artillery een comeback die aanvankelijk aan velen voorbijging omdat de prima albums ‘When Death Comes’ (2009) en ‘My Blood’ (2011) verschenen bij het verkeerde label, namelijk het passieve Poolse Metal Mind. Maar op de valreep van 2013 was er ineens het beste Artillery-abum tot op dat moment: ‘Legions’. En het verscheen ook nog eens bij het daadkrachtige Metal Blade. Artillery stond weer op de metalkaart, maar verzuimde daarna om het momentum vast te houden. Het zat de band ook niet mee; een Europese tournee samen met Onslaught en Hatriot werd te elfder ure afgelast. Inmiddels is er dan dit ‘Penalty By Perception’. Het album trekt de lijn van ‘Legions’ lijnrecht door. De bezetting is ongewijzigd. De muziek ook. Verrassingen zijn er niet, of het zouden de gastbijdrages van Artillery’s illustere landgenoten Michael Denner en Hank Shermann in het nummer „Cosmic Brain” moeten zijn. Kortom: ‘Penalty By Perception’ biedt meer van hetzelfde. Mij hoor je daar niet over klagen.


 

BLACK STONE CHERRY

Kentucky

Mascot/Bertus
Marlous de Jonge
75

Tien jaar na de titelloze debuutplaat is ‘Kentucky’ het vijfde album van Black Stone Cherry. De plaat ligt in het verlengde van zijn voorgangers en kent dan ook geen echte verrassingen. Black Stone Cherry doet waar Black Stone Cherry goed in is: rocken – southern style. Zoals alle BSC-albums ademt ook ‘Kentucky’ een diepe liefde voor het zuiden van de Verenigde Staten; van de albumtitel en het artwork tot de thematiek van de nummers. Liefde voor muziek en het leven („Soul Machine”), familie en vrienden („Long Ride” en „The Rambler”) en drank en wiet („Feeling Fuzzy”) staan centraal. In „The Way Of The Future” spreekt frontman Chris Robertson zijn zorgen uit over de huidige staat van de wereld en in „Cheaper To Drink Alone” waarschuwt hij zijn luisteraars voor mooie maar gevaarlijke vrouwen. Opvallend is de cover van Edwin Starrs protestnummer „War”. Qua thematiek past het goed bij BSC. In eigen nummers als „Peace Is Free” (verschenen op ‘Folklore And Superstition’) en „Peace Pipe” (‘Magic Mountain’) wordt een afkeer van oorlog ook aangesneden. Het enige echte minpunt aan ‘Kentucky’ is dat de plaat te gepolijst klinkt. Het rauwe randje dat we kennen van Black Stone Cherry’s liveshows is volledig weggepoetst. Dit (te) cleane geluid zorgt er voor dat de nummers iets aan kracht verliezen. Gelukkig is Black Stone Cherry een band die veel toert, dus lang zal het niet duren voor we ‘Kentucky’ kunnen horen zoals de plaat is bedoeld: rauw, puur en krachtig.


 

JOE BONAMASSA

Blues Of Desperation

Provogue/Bertus
Bastiaan Tuenter
82

De ideale schoonzoon van de bluesrock Joe Bonamassa weet zijn piek jaloersmakend lang vast te houden. Uit de verkoopcijfers blijkt zelfs dat het vorige album ‘Different Shades Of Blue’ zijn bestverkochte plaat is. Aan de kwaliteit van ‘Blues Of Desperation’ zal het in elk geval niet liggen om de eerdere successen te evenaren. De gitarist heeft wijselijk veel bij het oude gelaten, zoals de samenwerking met producer Kevin Shirley en de fenomenale musici uit zijn begeleidingsband. In vijf opnamedagen is alles op tape gezet. ‘Blues Of Desperation’ laat geen grote verrassingen horen in vergelijking met eerder werk, maar is wel bijzonder bruisend en creatief ingevuld. Eén van de kenmerken van Bonamassa’s succes is de diversiteit binnen een album zelf. ‘Blues Of Desperation’ sluit naadloos op die traditie aan. Geen twee songs klinken hetzelfde. Van de swingende opener „This Train” naar het lieve „The Valley Runs Low” en van het authentiek bluesy „Livin’ Easy” tot het dynamiekrijke „How Deep This River Runs”; alles is van oorstrelende klasse. Het hoogtepunt is het rockende „Mountain Climbing”, dat met een simpele maar intrigerende gitaarlick een nieuwe klassieker in wording is. Vanzelfsprekend is er daarnaast veel aandacht voor het spel van de bluesman zelf, met als willekeurige hoogtepunten de eindsolo’s van „Distant Lonesome Train” en „No Good Place For The Lonely”. ‘Blues Of Desperation’ onderstreept dat de klad er nog lang niet inzit en dat de succesdagen van Joe Bona­massa onderhand op een heus tijdperk beginnen te lijken.


 

CALIBAN

Gravity

Century Media/Sony Music
Robbie Woning
83

De laatste paar Caliban-albums klonken telkens heel vet, maar in onze contreien is de Duitse metalcoreband nog altijd niet echt doorgebroken. Het nieuwste album klinkt opnieuw als de plaat die dat helemaal gaat veranderen. ‘Gravity’ bevat twaalf woest voortdreunende nummers, vol mooie grimmige melodieën, herkenbare riffs en krachtige refreinen. Keiharde muziek, die strak en smaakvol wordt uitgevoerd. En die in zijn verontwaardiging en boosheid ook menig Amerikaanse genre-genoot omverblaast. Vooral „Who I Am”, „Left For Dead” en afsluiter „Hurricane” hebben de impact van een muzikale stoomwals. Hoewel de volumemeters het grootste deel van het album ver in het rood staan, blijft de muziek door de vele variaties in ritme en het smakelijke, norse gitaarwerk zeker boeien. Langzamere, massale tracks als „For We Are Forever” en „BrOKen” bieden onderweg wat welverdiende ademruimte. Ook de melodieuze terugvallen in „No Dream Without A Sacrifice” dragen bij aan de afwisseling op ‘Gravity’. De stemmen van frontman Andreas Dörner en gitarist Denis Schmidt klinken beter dan ooit. In drie nummers krijgen ze bovendien versterking van bevriende zangers, onder wie Alissa White-Gluz van Arch Enemy. Het komt allemaal prima uit de verf, dankzij de zware en transparante opnames, waar de band voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor is.


 

METAL CHURCH

XI

Nuclear Blast/PIAS
André Verhuysen
80

In metalkringen was het dé transfer van 2015: zanger Mike Howe die terugkeerde bij Metal Church. Niets ten nadele van zijn opvolger Ronny Munroe – live stond hij zeker zijn mannetje – maar de albums die Metal Church met hem maakte blonken vooral uit in gezapigheid. Het waren goedbedoelde, maar vooral futloze aangelegenheden. Met de terugkeer van Howe lijkt ook het heilige vuur bij Metal Church weer te zijn opgelaaid. Althans voor een deel. ‘XI’ opent namelijk met met drie sterke nummers: „Reset”, „Killing Your Time” en „No To­mor­row”. Die zullen live ­straks naadloos in het oude ma­te­riaal kunnen worden ingepast. Mike Howe klinkt bovendien nog exact als twintig jaar geleden, dus dat belooft wat. De navolgende tracks „Signal Path” en „Sky Falls” zijn echter weer net zo inspiratieloos als de meer recente albums en hadden beter helemaal achterwege gelaten kunnen worden. Daarna herstelt Metal Church zich weer. Met name het huppelende „Needle And Suture”, het opgewekte „Soul Eating Machine” en de stuwende afsluiter „Suffer Fools” laten horen dat de band aan een derde jeugd begonnen is. Conclusie: niet alles wat Howe aanraakt verandert meteen in goud, maar hij zet Metal Church wel degelijk terug op de kaart.


 

MONOMYTH

Exo

Suburban
André Verhuysen
77

Het Haagse Monomyth ontstond vijf jaar geleden uit een spontande jamsessie. Op dit derde album hoor je dat nog steeds; ‘Exo’ laat zich beluisteren als een vloeiend, natuurlijk tot stand gekomen instrumentaal jamfeest. Een heel klein beetje proggy, maar vooral hypnotiserend en betoverend. En mooi opgebouwd, van de rustige Floydiaanse opener „Uncharted” via het krautrock-achtige „Surface Crawler” (hallo Kong 🙂 en Monomyths vijtien minuten durende magnum „LHC” opus tot de aanvankelijk hardrockende maar uiteindelijk wegkabbelende afsluiter „Moebius Trip”. Doe jezelf een plezier en check op YouTube de video van „LHC”. Die zegt meer dan duizend woorden.


 

MOB RULES

Tales From Beyond

Steamhammer/SPV/Suburban
Metal Mike
80

‘Hé, staat die nieuwe Iron Maiden nu alweer op?’, een kreet die de afgelopen weken met regelmaat door de Aard­schok-burelen schalde. En het moet gezegd, het Duitse Mob Rules heeft op menig nummer van ‘Tales From Beyond’ het Iron Maiden van deze eeuw als blauwdruk genomen. Zang­lijnen, melodieën en gitaarsolo’s, ik heb ze bijna allemaal al bij het Grote Britse Voorbeeld voorbij horen komen, dat maken de opener „Dykemaster’s Tale” en verderop „My King­dom Come” wel duidelijk. Toch is het niet verrassend dat dit album hoog in de Sound­check is geëindigd, want het klinkt allemaal super en verveelt in tegenstelling tot de Britse formatie geen seconde. Daar doen de doedelzakken, lieren, violen en andere niet-metalinstrumenten in „So­merled” niets aan af. Oké, het is niet allemaal Iron Maiden wat de klok slaat, want „Signs” is gewoon een modernere versie van Savatage’s „Gutter Ballet”. Is er dan niets origineels te ontdekken op deze CD? Jawel, „Outer Space”, maar dat stond al op ‘Signs Of The Time’ uit 2005.


 

MOONSORROW

Jumalten Aika

Century Media/Sony Music
Leon van Rijnsbergen
80

Mensen die folkmetal meestal te vrolijk of te ‘springerig’ vinden, kunnen zich met een gerust hart wagen aan ‘Jumalten Aika’. De muziek van Moonsorrow kan zeker tot het folkmetalgenre worden gerekend, maar in vegelijking met veel zogenaamde ‘pagan’ bands pakt deze Finse band veel aspecten anders aan. De folkelementen zijn weliswaar duidelijk aanwezig, maar ze overheersen niet. De sfeer op het album is ook zeker niet vrolijk, maar juist duister, de muziek heeft verwantschap met bands als Ulver, Enslaved, Bathory en Falkenbach. Net als Moonsorrow zijn (of waren) dat bands die hun oorsprong hadden binnen de black metal, maar die ook folk- en vikingmetal-invloeden in hun muziek verwerk(t)en. Dit uitstekend geproduceerde album van Moonsorrow steekt vernuftig in elkaar, wisselt atmosfeer af met agressie en blijft gedurende vijf lange nummers boeien. Dit is een dik uur genieten!


 

SPIRITUAL BEGGARS

Sunrise To Sundown

InsideOut/Sony Music
André Verhuysen
78

Vooropgesteld, ‘Sunrise To Sundown’ is een heerlijk, zelfs lichtelijk onweerstaanbaar rockalbum. Ik blijf er naar luisteren. Maar er knaagt iets. Namelijk dat de muziek die erop staat me zo verschrikkelijk bekend in de oren klinkt. Kwaadwillenden zouden Spiritual Beggars zelfs kunnen betichten van diefstal. Neem het tweede nummer, „Diamond Under Pressure”. De inleidende keyboardmelodie is overduidelijk gejat van „Woman From Tokyo”. Dat hoort Brian Johnson zelfs nog wel. De rest van het nummer is een getrouwe kopie van „Might Just Take Your Life”, in beide gevallen van Deep Purple. Het is slechts één voorbeeld van de aaneenschakeling van déjà vu-momenten op ‘Sunrise To Sundown’. Het gitaargeluid van Michael Amott bijvoorbeeld is tot in de puntjes gestileerd naar dat van Michael Schenker. Voeg daarbij het feit dat Apollo Papathanasio exact zo klinkt als David Coverdale ten tijde van ‘Burn’ en je weet precies hoe Spiritual Beggars op deze plaat klinkt: als Deep Purple met Michael Schenker op gitaar. Dat knaagt er dus. En dat plagiaat is tevens de reden dat ‘Sunrise To Sundown’ niet hoger scoort.