10xEremetaal Juni 2016

10xEremetaal in Juni 2016

 

AFTER ALL

Waves Of Annihilation

NoiseArt/PIAS
André Verhuysen
85

Lang verhaal kort: aan ‘Waves Of Annihilation’ klopt alles. Alle tien de songs zijn goed, er zit niet één misser tussen. Zanger Sammy Peleman zingt de sterren van de hemel. Voor wie het nog niet weet: de stem van de Vlaming houdt het midden tussen die van John Cyriis (Agent Steel) en Mike Sanders (Toxik), zonder voor beiden ook maar een greintje onder te doen. Integendeel, Peleman zingt zelfs nog beter! De show wordt bij vlagen echter gestolen door Dries van Damme en Christophe Depree. De twee gitaristen spelen inmiddels hun halve leven samen en dat hoor je. Het schijnbare gemak waarmee ze de razendsnelle riffs en smaakvolle solo’s over de luisteraar uitstrooien is ronduit indrukwekkend. En tot slot: het artwork is wederom van de hand van Ed Repka. Say no more. Conclusie: ‘Waves Of Annihilation’ is de beste speed metalplaat die ooit op Euro­pese bodem is gemaakt. Punt.


 

DARK FUNERAL

Where Shadows Forever Reign

Century Media/Sony Music
Leon van Rijnsbergen
80

Het is al weer een flinke tijd geleden dat het laatste album van Dark Funeral uitkwam, ‘Angelus Exuro Pro Eternus’ dateert van november 2009. De belangrijkste wijziging sinds die voorganger is dat zanger Emperor Magus Caligula is vervangen door Heljarmadr. Hoewel Caligula zestien jaar de stem was van Dark Funeral, blijkt die wijziging gek genoeg geen grote gevolgen te hebben. Bandleider Lord Ahriman is namelijk nog steeds verantwoordelijk voor het typerende Dark Funeral-gitaargeluid en daardoor blijft de band heel herkenbaar. De vocalen van Heljarmadr verschillen daarnaast niet wezenlijk van die van Caligula. Dark Funeral staat nog steeds voor technisch sterke, dynamische en snelle black metal. Al te veel ruimte voor verrassingen is er wederom niet, maar dat zullen de meeste fans prima vinden.


 

FLOTSAM AND JETSAM

Flotsam And Jetsam

AFM/Suburban
André Verhuysen
85

Even ter opfrissing: Flotsam And Jetsam eindigde bovenaan onze jaarlijst van 2010 met het magistrale album ‘The Cold’. Het meesterwerk was door gitarist Edward Carlson zowat in z’n eentje geschreven. Zijn stille vertrek in 2011 was dan ook een zware aderlating. Het navolgende, zonder Carlsons input gemaakte ‘Ugly Noise’ (2013) was een ferme stap in de verkeerde richting. Welgeteld stonden er drie goede nummers op. Een pleister op de wond was wel de uitstekende, opnieuw opgenomen versie van de klassieker ‘No Place For Disgrace’ (2014) en de bevlogen optredens die de band hier voor het eerst in lange tijd weer eens deed. Wellicht hebben die shows Flotsam And Jetsam weer op het juiste spoor gezet, want dit titelloze album bruist als vanouds van de energie. Elf nummers (plus een intro) telt de plaat, er zit geen misser tussen. Het gemiddelde tempo van de plaat is twee keer zo hoog als op ‘Ugly Noise’. Van gezapigheid geen spoor. ‘Flotsam And Jetsam’ klinkt dankzij de glasheldere productie van Chris Collier bovendien als een klok. Een en al hosanna dus, en dan heb ik nog niet eens gezegd Eric A.K. Knutson zingt als een jonge god. Valt er dan helemaal niets te zeuren? Eh… nee.


 

FROST*

Falling Satellites

InsideOut/Sony Music
Robert Haagsma
85

Jeremy ‘Jem’ Godfrey had de afgelopen jaren veel succes in de wereld van de popmuziek. Hij schreef onder meer hits voor Atomic Kitten en werkte samen met Gary Barlow van Take That. Progressieve rock is echter zijn ware passie. Om daar lucht aan te geven, richtte hij in 2004 de band Frost* op, met daarin verder leden van Arena, Kino en IQ. Met tussenpozen verschenen al eerder twee albums, waarna het telkens weer doodstil werd rond Frost*. De leden hadden het te druk met eigen bands en projecten, bovendien worstelde Godfrey met zijn positie als bandleider. Onlangs ontdooide Frost* toch weer, opnieuw in een gewijzigde samenstelling. We mogen er blij mee zijn, want het staat andermaal vol met delicate, fraai gearrangeerde progrock in de stijl van UK, It Bites en Pallas, maar dan voorzien van het karakteristieke spel en de zang van Godfrey. ‘Falling Satellites’ staat met twee benen in die eerbiedwaardige traditie. De laatste zes songs vormen zelfs een complete suite, „Sunlight”, met daarin een gitaarsolo van Joe Satriani – een collega die Godfrey tijdens een recente tournee begeleidde. Zijn popachtergrond klinkt echter door in de kwaliteit van de songs. De melodieën en de zanglijnen zijn ijzersterk, waardoor het album heerlijk weghapt. In een iets andere uitvoering zou „Lights Out” zo een hit kunnen zijn. Terwijl veel progrockers doorslaan in technisch vernuft, zijn songs en spel op ‘Falling Satellites’ perfect in balans. Een prachtige comebackplaat.


 

HATEBREED

The Concrete Confessional

Nuclear Blast/PIAS
Leon van Rijnsbergen
88

Als er één band is die als de absolute alleenheerser van de hedendaagse metalcore-scene beschouwd mag worden, dan is het wel Hatebreed, uit Connecticut. ‘The Concrete Con­fes­sional’ laat andermaal geen enkele reden om daarover te twijfelen. Na de furieuze opener „A.D.” en het heftige „Looking Down The Barrel Of Today’ weet je al dat het opnieuw goed zit op dit inmiddels zevende volledige album. In het kort: ‘The Concrete Confessional’ klokt een dik half uur en bestaat uit dertien voltreffers. Ik zie de meutes op de zomerfestivals er nu al op los gaan. Dit is dan ook geen plaat waar we lang over uit moet wijden, je moet ‘m gewoon aanschaffen en ondergaan. En dan is het headbangen en moshen geblazen tot je een ons weegt!


 

IN MOURNING

Afterglow

Agonia/Bertus
Anita Boel
85

Met het vorige album ‘The Weight Of The Oceans’ heeft het Zweedse In Mourning de lat voor zichzelf enorm hoog gelegd. Met ‘Afterglow’ hebben de heren zich dan ook niet weten te overtreffen. Dat neemt niet weg dat ‘Afterglow’ een geweldig album is geworden, dat niet alleen In Mourning-fans maar ook alle liefhebbers van Opeth gewoon moeten aanschaffen. De muziek op ‘Afterglow’ zit wat complexer in elkaar dan die op de voorganger. Door te kiezen voor een iets complexere aanpak is het qua emotie allemaal een tikkeltje minder intens. Neemt niet weg dat het muzikaal wederom allemaal dik in orde is. Geen totale perfectie dit ‘Afterglow’, maar het komt wel weer akelig dicht in de buurt.


 

KATATONIA

The Fall Of Hearts

Peaceville/Suburban
Patrick Lamberts
80

Man, man, man, wat valt openingsnummer „Takeover” er toch lekker in! De gitaarharmonieën en zalvende zanglijnen van Jonas Renkse staan meteen op je trommelvliezen gebrand. Verder verraadt deze track een licht gewijzigde koers van de melodieuze doom/progmetalband. Meer lagen en stijlovergangen en veel knipogen richting de rustigere stukken van Opeth, Enslaved en andere melodieuze death metalgroepen. Fijn dat Katatonia die experimenteerdrang op dit tiende album toont. De komst van nieuwe drummer Daniel ‘Mojjo’ Moilanen en gitarist Roger Öjersson (Tia­mat), die schijnbaar moeiteloos zijn geïntegreerd, heeft ook de deuren open gezet naar nieuwe smaken en kleuren. Zo leggen band en mixer Jens Bogren dikwijls meer nadruk op percussieve elementen. Daarnaast spelen toetsen een grotere rol dan voorheen en bevat de plaat flink wat rustige nummers die in het verlengde liggen van Opeths ‘Dam­na­tion’ en ‘Pale Communion’ (het met Mellotron gespekte „Decima” bijvoorbeeld). De band zou een deel van de composities dan ook weer gemakkelijk kunnen uitvoeren in een akoestische setting. Delen van de muziek en zanglijnen beklijven direct, maar als geheel heeft ‘The Fall Of Hearts’ (67 minuten lang) de tijd nodig om doorgrond te worden. Dat zal niet iedere Katatonia-fan pikken. En hoewel niet alles raakt, heeft elk lied op z’n minst zijn momenten. Zeker ook het dynamische „Serac”, dat sfeervolle rustpunten afwisselt met lekkere grooves. Ga je bij Katatonia puur voor de metal, maak je dan niet al te druk om voorgaande omschrijvingen: er staan ook genoeg vette riffs en uitbarstingen op de plaat. „Sanction” is bijvoorbeeld heerlijk duister (weer die percussie!) en „Passer” lekker energiek. Zo biedt ‘The Fall Of Hearts’ voor ieder wat wils.


 

LACUNA COIL

Delirium

Century Media/Sony Music
Bastiaan Tuenter
80

Het valt te prijzen dat Lacuna Coil niet bang is om wat veranderingen door te voeren. Het heeft de Italiaanse band misschien wel parten gespeeld als het om groot succes gaat, maar voor de trouwe fan zal het een zegen zijn. In het geval van het achtste album ‘Delirium’ is het plezierig opschrikken met de beenharde opener „House Of Shame”, dat wel door Max Cavalera geschreven lijkt! De verrassende track zet meteen de toon. Soulfly komt verder niet meer voorbij, maar het harde en zware gitaarwerk des te meer. Het sluit goed aan op de thematiek. ‘Delirium’ concentreert zich op ‘horrors of everyday life’. Het is een uitstekende voedingsbodem voor meer zwaar werk, zoals „Blood Tears Dust”, „Take Me Home” en „Ghost In The Mist”. De wisselwerking tussen het nu-metalachtige gitaarwerk en de zang, Cristina Scabbia’s hoge en Andrea Ferro’s ruige, heeft daar ook baat bij. De kamerbrede toetsenpartijen en scheuten elektronica doen de rest. De teksten op dit overigens uitstekend geproduceerde album mogen er ook zijn, zoals te horen in prachtige rocksong „Downfall”. Daaruit blijkt andermaal dat schrijvers hun heil niet in fantasy hoeven zoeken, wat in de metalscene veel gebeurt. ‘Delirium’ is, alleen al vanwege de uitstekende kwaliteit, een welkome aanvulling op Lacuna Coil’s oeuvre.


 

RIVAL SONS

Hollow Bones

Earache/ADA/Warner
Bastiaan Tuenter
85

Vanaf het prille begin werd Rival Sons een grote toekomst voorspeld. Het gezelschap uit Long Beach lost die belofte al vier geweldige albums lang in. Dat is ook de Grote Jongens niet ontgaan. Amper terug van een tournee met Deep Pur­ple, zijn de mannen al weer met Black Sabbath onderweg. Ondertussen is ‘Hollow Bones’ opgenomen, het vijfde album, opgenomen in drie weken met Dave Cobb. Het is een rauw album geworden, met weinig tot geen radiovriendelijke, hapklare brokken. Wat wederom opvalt is dat de nummers sfeervol zijn ingekleurd, met name door de talloze foefjes van gitarist Scott Holiday en de voorzichtig aanwezige toetsenpartijen – sinds ‘Great Western Valkyrie’ gaat de groep onofficieel vergezeld van een toetsenist. Een ander groot deel van de charme van ‘Hollow Bones’ is toe te wijzen aan het heerlijke bandgeluid, hoewel het evengoed valt te prijzen dat de groep wederom als een hecht geheel overkomt. Er is geen spatje egotripperij te bespeuren, hoewel er met name in de persoon van Jay Buchanan een zanger van wereldformaat aanwezig is. Luister eens naar het door hem gedragen „All I Want”, een emotionele ballad met bitterzoete strijkers en subtiele slidegitaarpartijen. Het hele album mag er overigens zijn. In het grootse „Fade Out” bouwen mooie gitaarlicks en mantra-achtige vocalen fraai de spanning op, waarna Holiday een fraai slotakkoord verzorgt. Prachtig. Zelfs de swingende cover „Black Coffee” voegt nog iets toe aan de tientallen versies die er al van het Sonny Burke-nummer bestaan – Humble Pie speelde het veertig jaar geleden al. Rival Sons werd in het verleden in recensies vaak vergeleken met bands als Black Crowes, Led Zeppelin, The Doors en Aerosmith. Die invloeden zijn er nog steeds, maar al lang niet meer direct aanwijsbaar. De band heeft inmiddels duidelijk een eigen stijl gevonden. Het is dé indicatie dat de mannen een grote toekomst tegemoet gaan. Conclusie: ‘Hollow Bones’ is een prachtplaat, die ook nog eens is gestoken in een fenomenaal mooie hoes, gemaakt door de onbekende Martin Wittfooth.


 

SCORPION CHILD

Acid Roulette

Nuclear Blast/PIAS
Stan Novak
88

Als je het oogstrelende artwork van ‘Acid Roulette’ naast dat van het titelloze debuut uit 2013 legt, zou je ook muzikaal een herhaling van zetten verwachten. Dat is echter niet het geval. Het kwartet uit Texas heeft namelijk een enorme pro­gressie doorgemaakt. Niet dat het debuut geen goede muziek bevatte, integendeel, maar dat was Scorpion Child toen, terwijl ‘Acid Roulette’ het Scorpion Child van nu vertegenwoordigt. Van de lineup van het debuut zijn enkel zanger Aryn Jonathan Black en gitarist Chris Cowart nog van de partij. Deze twee smaakmakers hebben zich echter enorm weten te versterken. Dat wordt al duidelijk wanneer de machtige opener „She Sings I Kill’ binnenwalst met zijn big hooks. Een voltreffer van de zuivere soort. Tijdens „Reapers Dance” word vervolgens het gaspedaal ingedrukt, maar het verschil met het debuut is opnieuw evident. De tweede gitaar heeft plaatsgemaakt voor sfeervol toetsenwerk en daar vaart het totaalgeluid wel bij. Het is met name Black die daar de meeste vruchten van plukt. Dat hij kon zingen wisten we al, maar op ‘Acid Roulette’ komt zijn Robert Plant-achtige strot een stuk beter tot zijn recht. In korte tijd een groeispurt van zulke proporties doormaken is slechts voor weinigen weggelegd. Dat geldt niet alleen voor Black, maar ook voor Scorpion Child als geheel. De dertien krachtige songs die zijn vastgelegd zouden dan ook in mijn jaarlijst terecht kunnen komen.