10maal Eremetaal Juni 2017

10 maal Eremetaal in Juni 2017

 

ADRENALINE MOB

We The People

Century Media/Sony Music
Liselotte Hegt
80

In 2011 verscheen de supergroep Adrenaline Mob aan het metalfront met in de hoofdrollen gitarist Mike Orlando, zanger Russell Allen, drummer Mike Portnoy en bassist John Moyer en met het debuutalbum ‘Omertá’. Wegens agendaconflicten maakte Portnoy al snel plaats voor drummer A.J. Pero en in 2014 werd opvolger ‘Men Of Honor’ ingeblikt. Tragisch genoeg verloor de band geheel onverwachts A.J. Pero onderweg aan een hartaanval. De tournee werd noodgedwongen afgemaakt met behulp van diverse invaldrummers, maar dat Adrenaline Mob daarna voor onbepaalde tijd in de ijskast werd gezet, verbaasde natuurlijk niemand. We zijn inmiddels drie jaar verder en kennelijk was het tijd om de draad weer op te pakken. Orlando en Allen schreven dertien robuuste nummers. David Zablidowsky (TSO en Jeff Scott Soto) is op ‘We The People’ de nieuwe bassist en Jordan Cannata heeft de drumstokken overgenomen. De band trapt hard en met een lichte groove af met „King Of The Ring” en het navolgende titelnummer. Daarna breekt de sound iets meer open met het sterke „The Killer’s Inside”, gevolgd door de meeslepende powerballad „Bleeding Hands” en het melodieuze „Chasing Dragons”. Met „Til The Head Explodes” worden de heavy gitaarriffs en directe sound weer tevoorschijn gehaald. Ook de tracks „What You’re Made” en „Ignorance & Greed” zullen de liefhebbers van een moderne metalsound behagen. Het langzaam opbouwende „Blind Leading The Blind” klinkt verrassend anders en ook het licht georkestreerde, epische „Lords Of Thunder” geeft het album een onverwachte wending. Hekkensluiter is een cover van „Rebel Yell” van Billy Idol, dat vooral vocaal dicht tegen het origineel aan zit. ‘We The People’ kent rustpunten en afwisseling, maar Adrenaline Mob legt het accent vooral op stoere, ruige en energieke metal. Al met al een uitstekende comeback.


 

ANATHEMA

The Optimist

Kscope/Bertus
Robert Haagsma
80

We kennen allemaal de voorgeschiedenis: samen met Paradise Lost en My Dying Bride kwam Anathema begin jaren negentig op als een van de bands die doom- en death metal combineerde. Van deze droefgeestige drie verlegde Anathema als eerste de koers, waarbij het zware werk geleidelijk ingeruild werd door ijle progressieve klanken. De band vond zijn huidige geluid op ‘A Fine Day To Exit’ uit 2001: een muzikaal lichtvoetige, maar thematisch nog altijd erg zwaarmoedige mix van progressieve en alternatieve rock, met een groeiende rol voor zangeres Lee Douglas. Het is juist dit album waar Anathema voor ‘The Optimist’ op teruggrijpt. De titel van het openingsnummer „1.32.63N 117.14W” zijn de coördinaten van het strand waar de hoesfoto van dat album destijds geschoten is en waar de hoofdpersoon van het nieuwe album – ‘The Optimist’ – voor het laatst gezien is. Het is letterlijk het vertrekpunt van het relaas, waarin gezinspeeld wordt op wat er met de dolende ziel gebeurd is. Het wordt muzikaal ingekleurd op de manier die we van Anathema mogen verwachten: veel lange muzikale intermezzo’s, een glashelder geluid en heerlijke melodieën. Producer Tony Doogan wist de band ertoe te verleiden om zoveel mogelijk live op te nemen, met als gevolg dat het geluid wel een wat scherper randje heeft in vergelijking met de voorgaande albums. Het is slechts een detail. Wie graag wegsombert bij de melancholieke klanken van Anathema moet zeker kennismaken met ‘The Optimist’.


 

DRAGONFORCE

Reaching Into Infinity

earMUSIC/Edel/V2
Diederick RR9660
80

Happy-metal-on-speed. Editie tien! Op ‘Maximum Overload’ (2014) klonk DragonForce wat afwisselender dan voorheen en ik was benieuwd of die lijn op het nieuwe album doorgetrokken zou worden. In eerste instantie lijkt het daar niet op, mede omdat het album begint met de minste tracks. Maar naarmate ik het album vaker hoor ga ik toch weer voor de bijl voor songs die ik al kende voordat ik ze ooit hoorde. Want typische DragonForce-nummers als „Astral Empire” en „Our Final Stand” blijken dan echte oorwurmen te zijn. Dat er een nieuwe drummer op de kruk zit met de naam Gee Anzalone heeft geen enkel effect op de muziek. Zo klinkt „WAR!” gewoon weer alsof Agent Steel en Helloween samen in een computerspel gevangen zitten. Het beste heeft DragonForce ditmaal tot het eind bewaard: het lange en afwisselende „The Edge Of The World” en het allesvernietigende „Evil Dead”. Als je Dra­gon­force best aardig, maar te voorspelbaar vond, geef de band dan op basis van deze twee nummers zeker nog een kans. Ik ben in elk geval blij dat ik het deed.


 

END OF THE DREAM

Until You Break

Painted Bass/FMLS
Laura Waalboer
75

Dat het tweede album van End Of The Dream sterk in het verlengde zou liggen van het debuut ‘All I Am’ lag wel in de lijn der verwachting. Lovende kritieken en uitnodigingen voor diverse optredens smaakten natuurlijk naar meer. ‘Until You Break’ is dan misschien niet direct een kopie van de eersteling, maar onmiskenbaar een product van dit jonge Brabantse vijftal en hun producer Joost van den Broek. Dezelfde opbouw van de nummers, dezelfde mooie, lage Amy Lee-achtige zang van Micky Huijsmans en dezelfde zware teksten, alsof bandleider en songwriter Armen Shamelian het (liefdes)leed van de hele wereld op zijn schouders torst. Praktisch elk nummer begint met rustige zang, vervolgens de riffjes en de gitaarsolo en heeft aan het slot de heftigere zang van Huijsmans. Toch was ik direct bij het eerste nummer al aangenaam verrast door een heerlijke, emotionele uithaal die Huijsmans zich permitteert op deze titelsong, zoals ik die niet eerder van haar gehoord heb. Dat zou ze meer moeten doen! Ook bij het volgende nummer, „Who Do You Think You Are”, varieert ze met iets snellere zang, maar daarna moeten we tot de zesde track wachten voordat van het vertrouwde stramien wordt afgeweken. „I Am Nothing” is dan een prachtige ballad, voorzien van mooi, stevig gitaarwerk en langzaam toewerkend naar een geweldige climax. Verder horen we alleen op het afsluitende „The Light” een afwijkend ritme met een einde van enkel pianomuziek. De nummers op ‘Until You Break’ zijn stuk voor stuk prima om aan te horen en allemaal goed uitgevoerd in Huijsmans’ kenmerkende donkere stemgeluid. Het gebrek aan afwisseling is echter een minpunt van dit album.


 

KOBRA AND THE LOTUS

Prevail I

Napalm/PIAS
Diederick RR9660
83

Ongeveer tegelijk met deze Aardschok brengen de Canadezen van Kobra And The Lotus het eerste deel van hun ‘Prevail’-tweeluik uit. Het vorige wapenfeit van de band, ‘High Priestess’, was zeker geen onaardige plaat, maar de sprong voorwaarts die zangeres Kobra Paige en haar mannen op dit nieuwste werkstuk maken, is opmerkelijk. Zeker in het licht gezien van Robert Haagsma’s slotzin in zijn recensie van ‘Kobra And The Lotus’ in 2012: ‘Nog iets meer memorabele songs en er is helemaal niets meer te klagen’. Nu, vijf jaar later, pakt de band op ‘Prevail I’ zelfs uit met een album dat nagenoeg vol staat met memorabele nummers. Neem opener „Gotham”. Als dit nummer je niet meteen inpakt, is deze plaat gewoon niet aan je besteed. Ook single „TriggerPulse” is een mooi voorbeeld van KATL nieuwe stijl en kent originele en erg pakkende melodieën. De manier waarop de repeterende heavy riffs samenvloeien met de zang doet me af en toe denken aan Within Temptation, hoewel KATL een stuk traditioneler en minder bombastisch klinkt. Wat verder opvalt, is dat Paige tegenwoordig relaxter en natuurlijker klinkt omdat ze veel van haar ‘zangmaniertjes’ overboord heeft gekieperd. Wat mij betreft een goede zaak. Dat KATL ook weet hoe je zonder zang een pakkende song neerzet, bewijst het vette „Check The Phyrg”. Verrassend goed. Had de band deze stap naar pakkende en goed in het gehoor liggende songs in de jaren tachtig gemaakt, dan was het waarschijnlijk beschuldigd van ‘uitverkoop’. Kobra And The Lotus doet het op ‘Prevail I’ echter zo sterk en overtuigend dat ik deze ontwikkeling alleen maar toejuich. Hopelijk laat deel II niet te lang op zich wachten.


 

THE MONOLITH DEATHCULT

Versus 1

Hammerheart/Bertus
Leon van Rijnsbergen
85

Never a dull moment. Daarmee kunnen we zowel de carrière als de muziek van The Monolith Deathcult goed samenvatten. Gedurende het bestaan van TMDC heeft de propagandamachine van de band er altijd voor gezorgd dat de aandacht in de media behouden bleef. Terwijl de band op het debuut ‘The Apotheosis’ door sommigen nog als een Nile-kloon gezien werd – we laten in het midden of dat terecht was – heeft de band een enorme muzikale ontwikkeling doorgemaakt. In de loop van de carrière is TMDC zich steeds duidelijker gaan onderscheiden van de gemiddelde brute death metalband door elektronische elementen in de muziek te verwerken. Daarnaast is de band steeds beter geworden in het componeren van pakkende en afwisselende nummers. Dat is te horen op het zesde album ‘Versus 1’. We krijgen zes nummers te horen waarop brute death metal wordt gemixt met elektronische beats en samples. TMDC weet deze elementen, in tegenstelling tot Morbid Angel op het laatste album, te combineren tot een moddervet klinkend geheel. Andere bands waar we tijdens het luisteren soms aan moeten denken, zijn Fleshod Apocalypse, Ministry, Laibach en (jawel) Nile. TMDC kan zich meten met deze bands en scoort qua originaliteit zelfs hogere ogen. Een verdomd sterk staaltje voor een stelletje boer’n uut Kamp’n!


 

THE NIGHT FLIGHT ORCHESTRA

Amber Galactic

Nuclear Blast/PIAS
Diederick RR9660
85

The Night Flight Orchestra is het retro-speeltje van de Soil­work-mannen Björn Strid (zang) en David Andersson (gitaar). Samen met vier gelijkgestemde vrienden maken ze muziek die je kan omschrijven als pastiche-powerrock. De sound en uitvoering van hun nummers schuurt zó dicht tegen jarentachtigpop/rock aan, dat het voor de hand ligt om NFO af te doen als parodie. Daarmee doe je de band echter vreselijk tekort. ‘Amber Galactic’ is namelijk al de derde plaat op rij waarop NFO z’n gevoel voor catchy popmelodieën omzet in heerlijke (power)rocksongs. Iedereen die de jaren tachtig heeft meegemaakt, zal door dit album worden teruggevoerd naar die tijd. Zo klinkt Journey door in de openingsakkoorden van „Josephine” en schiet bij de start van „Something Mysterious” meteen Survivor in mijn hoofd. En als de mannen het tempo in „Space Whisperer” flink omhooggooien, duiken er ineens bongo’s op en daarmee herinneringen aan een zekere Miami Sound Machine. Nee, meer jaren tachtig dan NFO wordt het voorlopig niet. Toch heeft de band wel degelijk een eigen geluid ontwikkeld. En over ontwikkeling gesproken: wat is die Strid immens gegroeid als zanger! Vergelijk zijn eerste pogingen tot cleane zang bij Soilwork maar eens met zijn prestatie op dit album. Een reusachtig verschil. Ook het gitaarwerk verdient het om genoemd te worden. De smaakvolle solo’s in „Gemini” en het afsluitende „Saturn In Velvet” passen toch perfect in dit soort nummers? Vorige maand sloot Strid zijn gesprek met Aardschok af met de woorden dat NFO de potentie heeft om de guilty pleasure van elke metalhead te worden. Eigenlijk vind ik dat de band met inmiddels drie topalbums op zak die kwalificatie al is ontgroeid, maar hoe geloofwaardig ben ik nog na het aanhalen van de Miami F*cking Sound Machine? Strid had dus gelijk: The Night Flight Orchestra is ook mijn guilty pleasure voor 2017!


 

7 MILES TO PITTSBURGH

7 Miles To Pittsburgh

Suburban/Bertus
Stan Novak
88

Allemachtig, wat een verrassing deze band! Zanger Andrew Elt, bassist Martin Helmantel en drummer/gitarist Joris Lind­ner vormen een trio dat tot grote hoogten stijgt. Gebundeld als 7 Miles To Pittsburgh weten deze routiniers, ondersteund door de Hammondpartijen van Will Maas, tien songs lang op overtuigende wijze sier te maken met even verfijnde als krachtige hardrock uit de Amerikaanse school. De flair waarmee dat gebeurt is verbluffend. Elt had drie decennia geleden zijn claim-to-fame als frontman van Sleeze Beez. Het laatste decennium verdient de Limburger echter de kost als toermanager van Walter Trout en als zanger/gitarist van meerdere tribute-acts, waarvan Physical Graffiti de meeste bekendheid geniet. Temidden van multi-instrumentalist Linder (Komatsu) en voormalig Elegy-bassist Helmantel kan Elt zijn onvoorwaardelijke liefde voor melodieuze Amerikaanse hardrock volledig botvieren. En de (inmiddels) vijftiger klinkt daarbij als een jonge god. Elt steelt echter niet in zijn eentje de show. Zijn collega’s drukken namelijk een al even indrukwekkend stempel op de sound. De mannen hebben er gezamenlijk iets heel moois van gemaakt en mogen zich op de borst klappen. De klasse spat immers aan alle kanten van ‘7 Miles To Pittsburgh’ af . De hoogtepunten worden aan elkaar geregen. Of het nu het dreigende „Earth Dance”, met zijn machtige Alice In Chains achtige riffs, het bezwerende „Grams” (met heerlijke Opeth-solo!) of het luchtige „Jambalaaya” (met andermaal fenomenaal gitaarwerk) betreft, elk nummer is raak. 7 Miles To Pittsburgh verrast uit het niets met een album waarop veelzijdigheid en vakmanschap troef is. Als deze mijn jaarlijst niet haalt, staat me nog heel veel moois te wachten.


 

UNLEASH THE ARCHERS

Apex

Napalm/PIAS
Robert Haagsma
75

Het Canadese Unleash The Archers viert zijn tienjarige bestaan met het uitbrengen van dit vierde album. De relatief moderne aanpak verschoof in die periode naar meer traditionele power metal, volgens de band zelf als gevolg van de komst van gitarist Andrew Kingsley. ‘Apex’, het tweede album voor platenmaatschappij Napalm, staat vol met goed in het gehoor liggende songs, die toch vooral opvallen vanwege de uitstekende zang van Brittney Slayes. Net als op de voorgaande albums zingt ze met veel kracht en overtuiging, zonder dat ze zich overschreeuwt. De her en der opduikende grunts van de gitaristen Grant Truesdell en de al genoemde Andrew Kingsley geven het geluid van de band extra scherpte. Een akoestisch begin van „Earth And Ashes” bezorgt het album een adempauze, de rest van ‘Apex’ wordt gedomineerd door uptempo drums, flitsende solo’s en – zoals gezegd – die indrukwekkende zang van Brittney Slayes. Na tien jaar is zij nog altijd de factor waarmee Unleash The Archers zich onderscheidt van de vele andere power metalbands.


 

VOYAGER

Ghost Mile

Nova Distribution
Patrick Lamberts
80

Dit zesde album van de Australische band Voyager is een logisch vervolg op voorganger ‘V’ (2014). In plaats van de vernieuwing op te zoeken kiest het zestal vooral voor een uitdieping van hun moderne sound. Ze laten met drums, bas, twee gitaren, toetsen (keytar!) en zangelementen van power metal, progressieve metal, pop en electro moeiteloos in elkaar overlopen. Dat levert grootse, gemakkelijk mee te zingen zangmelodieën op, die ondersteund worden door uitdagende muzikale begeleidingen. Het stemgeluid van frontman Danny Estrin, dat een jarentachtigtimbre heeft, blijft een hoofdrol spelen. De band klinkt zo mogelijk nog strakker dan op ‘V’. Dit zal liefhebbers van een analoog geluid ongetwijfeld tegen de borst stuiten. Maar Voyager, dat in hetzelfde schuitje zit als bijvoorbeeld TesseracT en Pagan’s Mind, is dermate catchy dat het genrepuristen sowieso al aan het twijfelen brengt. Wie de digitale sound waardeert of daar op z’n minst doorheen kan prikken, hoort knap geschreven liedjes waar steeds op het juiste moment een nieuw element aan wordt toegevoegd. Overdadige progrock of progmetalstunts zijn verboden terrein. In Voyagers songwritingboek staan wel ‘behoorlijk stevig’ („Discon­nec­ted”) en ‘ultra-poppy’ („This Gentle Earth”) dubbeldik genoteerd. Kunst of kitsch? Dat mag ieder voor zichzelf bepalen. Van een halve aanpak kan je deze Aussies in elk geval niet betichten. Dit jaar onder meer te zien tijdens Euroblast en ProgPower Europe.