10 maal Eremetaal in juni 2018
- DON AIREY
- AMORPHIS
- AT THE GATES
- BLACK ORCHID EMPIRE
- JONATHAN DAVIS
- BLEEDING THROUGH
- GHOST
- GRAVEYARD
- KATAKLYSM
- SEVENDUST
DON AIREY
One Of A Kind
(earMUSIC/V2)
Robert Haagsma
80
De bescheiden muzikant zal het vermoedelijk niet zo bedoeld hebben, maar Don Airey zelf is natuurlijk ‘One Of A Kind’. Vanwege zijn betrokkenheid bij Colosseum II, Rainbow, Ozzy Osbourne, Whitesnake, Judas Priest, Black Sabbath en Deep Purple – en die lijst is verre van compleet – geldt hij al meer dan veertig jaar als een van de meest gevraagde en gewaardeerde toetsenisten uit de hardrock en de metal. De Britse toetsentovenaar liefhebberde ook in de popmuziek, maar dat terzijde. Op zijn nieuwe soloplaat laat hij zich bijstaan door zanger Carl Sentance, die lid is van de huidige versie van Nazareth, maar een klankkleur heeft die erg lijkt op die van Purple’s Ian Gillan. Verder komen we bassist Laurence Cottle, drummer Jon Finnigan en gitarist Simon McBride tegen. Wat Airey neerzet wijkt weinig af van wat hij de laatste jaren laat horen bij Deep Purple, de band waarvan hij in 2002 officieel lid werd. In de statig klinkende hardrock speel zijn spel alleen een net wat grotere rol, wat natuurlijk begrijpelijk is. Een van de hoogtepunten is het stevig georkestreerde titelnummer, net als het ingetogen „Everytime I See Your Face”. Terwijl Airey vooral zijn Hammond laat ronken, wordt „Running Free” gedragen door zijn subtiele pianospel. Het is opnieuw een uitstekend nummer, waar de soulachtige kant van de band even naar voren komt. Het zijn allemaal songs afkomstig van een afwisselend album, dat ook nog eens duidelijk maakt dat de recente opleving van Deep Purple voor een deel op het conto van deze geweldige toetsenist geschreven kan worden.
AMORPHIS
Queen Of Time
(Nuclear Blast/ADA)
Marlous de Jonge
90
Na het succes van ‘Under The Red Cloud’ (2015) zijn de verwachtingen voor deze opvolger natuurlijk hoog gespannen. Zou Amorphis, dat immer op tournee lijkt te zijn, zich er gemakkelijk van afmaken en een ‘zoethoudertje’ uitbrengen of zou het opnieuw weten te verbazen? Wie bang was voor het eerste kan opgelucht ademhalen. Amorphis’ dertiende studioalbum klinkt vertrouwd, maar laat tevens een band horen die niet bang is om te experimenteren. In openingstrack „The Bee” is Mongoolse keelzang te horen, in opvolger „Message In The Amber” wordt een koor geïntroduceerd, en voor het eerst in zijn bijna dertigjarige carrière heeft Amorphis gewerkt met een heus orkest. Daarnaast zijn er in verschillende tracks gastbijdragen te horen, van fluitist Chrigel Glanzmann (Eluveitie), saxofonist Jørgen Munkeby, en ‘onze eigen’ Anneke van Giersbergen. De nieuwe elementen versterken Amorphis’ muziek en voorzien de nummers van een extra dimensie zonder ‘over the top’ te gaan. Neem bijvoorbeeld „Daughter Of Hate”. Hoewel het op het eerste gehoor klinkt als ‘standaard Amorphis-track’ (folky, catchy gitaarriffs, cleane zang die overgaat in grunt), ontvouwt het zich langzaam tot het meest bombastische, uitgesponnen nummer dat Amorphis ooit schreef. Ook na dit epos blijft Amoprhis boeien en verrassen. „The Golden Elk” (volgens Joutsen een ode aan alle vrouwen) heeft dankzij oosterse invloeden iets mystieks en hoewel „Grain Of Sand” muzikaal erg vrolijk klinkt, is de tekst juist duister. Uptempo nummers als „Heart Of The Giant”, „We Accused” en „Wrong Direction” zullen het live geheid goed gaan doen. Met ‘Queen Of Time’ bewijst Amorphis (opnieuw) een band te zijn die zichzelf blijft ontwikkelen en overtreffen.
AT THE GATES
To Drink From The Night Itself
(Century Media/Sony Music)
Stephan Gebédi
85
Zoals je in de vorige Aardschok al uitgebreid kon lezen, ervaarde At The Gates bij het schrijven en opnemen van deze plaat voor het eerst sinds de reünie echte artistieke vrijheid. De band voelde deze keer niet de druk om een vervolg op ‘Slaughter Of The Soul’ te maken. Toch klinkt ‘To Drink From The Night Itself’ onmiskenbaar als At The Gates en daar is uiteraard helemaal niets mis mee. De band heeft zich echter niet alleen door z’n eigen verleden laten inspireren, maar blikt ook vooruit. Teksten en muziek zijn meer dan ooit met elkaar verweven en dat maakt van dit album een krachtig geheel. De plaat ademt een duistere sfeer en de organische en ietwat donkere productie draagt daar ook aan bij. Er staan flink wat vlotte nummers op ‘To Drink From The Night Itself’, maar ook de tragere nummers, zoals het duistere en bere-heavy „The Colours Of The Beast” maken indruk. Probeer trouwens de special edition te krijgen, waar een aantal van de nummers nog een keer op staan, maar dan ingezongen door andere zangers. Dat is weer eens iets anders dan gewoon een covertje toevoegen als bonustrack!
BLACK ORCHID EMPIRE
Yugen
(Long Branch/SPV/Suburban)
Diederick RR9660
80
Black Orchid Empire is een jonge band uit Londen die met ‘Yugen’ zijn tweede album uitbrengt met elf songs die tussen alternatieve rock en metal ingeklemd zitten. Het doet me denken aan een steviger versie van de Duitse band The Intersphere, dat in 2014 met ‘Relations In The Unseen’ ook al zo’n lekker album op de markt slingerde. De dikke sound en de looks van het trio vertonen echter ook gelijkenissen met het Zweedse trio Port Noir. Voeg hier vervolgens snufjes Dredg en Foo Fighters aan toe en je krijgt de heerlijke mix die dit drietal ons op ‘Yugen’ voorschotelt. Black Orchid Empire weet hoe het pakkende en puntige songs moet schrijven en heeft met (Nederlandse?) zanger Paul Visser een sterke troefkaart in handen. Kennismakingstip: het nummer „Pray To The Creature”.
JONATHAN DAVIS
Black Labyrinth
(Sumerian/ADA)
Robert Haagsma
85
De zanger van Korn nam onder eigen naam al eens het nummer „Silent Hill” op, dat in 2012 verscheen op de soundtrack van ‘Silent Hill: Downpour’. ‘Black Labyrinth’ is de eerste, echte soloplaat van Jonathan Davis. Naar eigen zeggen werkte hij er al sinds 2007 aan, maar lukte het vanwege drukte rond Korn pas onlangs om de klus af te ronden. Wat mij betreft heeft een soloplaat alleen zin heeft als de artiest in kwestie iets anders biedt dan we normaal van hem of haar te horen krijgen. Alleen in dat opzicht al stelt ‘Black Labyrinth’ niet teleur. Natuurlijk, de stem van Davis is uit duizenden herkenbaar. De muzikale omgeving is echter heel anders. En verrassend. Al in het tweede nummer „Final Days” horen we percussie, instrumenten en melodielijnen die regelrecht uit het oosten geïmporteerd zijn. In „Medicate 2” duiken ze weer op. Het is een aanloop naar het meeslepende „Medicate”, dat in een betere wereld een keiharde (radio)hit zou kunnen worden. Er wordt trouwens ook voluit gerockt op de soloplaat, met „Everyone”, „Happiness” en „Your God” als voorbeelden. Wat me nog het meest bevalt aan ‘Black Labyrinth’ is dat het klinkt alsof het een heel belangrijk artistiek statement voor Jonathan Davis is. De manier waarop de songs gearrangeerd zijn, laat horen dat er inderdaad jaren aan gewerkt moet zijn. Hij zingt ook vol passie. En het zijn stuk voor stuk sterke composities, welke kant ze in muzikaal opzicht ook heengaan. Een soloplaat die zich moeiteloos kan meten met het beste van Korn.
BLEEDING THROUGH
Love Will Kill All
(SharpTone/PIAS)
Bastiaan Tuenter
80
Het gras is altijd groener aan de andere kant. Vijf jaar geleden werd Bleeding Through opgedoekt omdat de leden liever een stabieler leven wilden leiden, maar getuige dit comebackalbum kon het burgerlijke leven niet blijven bekoren. De lineup is nagenoeg hetzelfde gebleven. Alleen gitarist Scott Danough, die eigenlijk al was opgestapt maar terugkwam voor de afscheidstournees, doet niet mee. Na een kerkelijk intro, met plechtig orgelspel en epische zang, knalt „Fade Into The Ash” er als vanouds in met snelle riffs, spooky toetsenwerk, lompe breakdowns, ruige en cleane zang en Brandan Schieppati’s teksten over liefde en duistere zaken. In een dozijn intense songs laat de band horen dat het z’n herkenbare stijl nog altijd tot in de puntjes beheerst. Vooral met de knallers „Dead Eyes”, „Buried, „Set Me Free” en „Cold World” wordt de setlist van deze eigenzinnige band prima gespekt. Welkom terug.
GHOST
Prequelle
(Spinefarm/Caroline)
Robert Haagsma
90
Mysterie speelde natuurlijk een grote rol in de snelheid waarmee het fenomeen Ghost het grote publiek wist te bereiken. Van de macabere maskers tot de speculatie over wie erachter schuilgingen. Het is een aspect van het succesverhaal dat de laatste jaren aan flarden ging. We weten inmiddels dat Ghost het geesteskind is van de Zweedse zanger Tobias Forge, die voorheen de rol van Papa Emeritus speelde en zichzelf opnieuw uitvond als Cardinal Copia. Daar kwam nog bij dat uitlekte dat ontslagen bandleden hun voormalige broodheer voor de rechter daagden vanwege het achterhouden van betalingen. Hoe obligaat. Ghost werd zo bijna een gewone band. Het maakte in elk geval duidelijk dat de toekomst van de band meer dan ooit afhangt van de muziek, niet van allerlei gimmicks en geruchten. Het luisteren naar ‘Prequelle’ is in dat opzicht een geruststellende ervaring. „Rats”, de single die aan het album voorafging, deed in dat opzicht al zijn werk. Stevige gitaarakkoorden, een pakkende melodie en de gedubbelde zangpartijen van de net aangetreden kardinaal – alle stukjes vielen meteen weer op hun plaats. Er staan nog een paar songs op ‘Prequelle’ die laten horen dat Forge en zijn band de hardrockroots niet uit het oog verloren zijn, waaronder „Faith”. Even zo vaak wijkt de band ervan af. „Miasma” en „Helvetefönster” zijn twee bloedmooie instrumentale songs. „See The Light” en „Life Eternal” zijn (grotendeels) melodieuze popsongs. De geest (of moet ik tegenwoordig zeggen: hologram) van ABBA waart rond in „Dance Macabre” – rock met een discobeat. Elke keer sta ik ervan te kijken wat voor een geweldige melodieën Forge al die nummers telkens mee geeft. Wat mij betreft is er niemand in de heavy rock die zo’n gave heeft voor het schrijven van prachtige songs. De magie rond Ghost mag dan deels vervlogen zijn, de muziek is zo sterk dat de verdere opmars naar de top er geen moment door in gevaar komt. Ghost blijft geniaal.
GRAVEYARD
Peace
(Nuclear Blast/PIAS)
Robert Haagsma
85
Eind 2016 overviel het Zweedse kwartet Graveyard de fans met de mededeling dat het de handdoek in de ring zou gooien. Krap een half jaar kwam Graveyard daar alweer op terug, alleen bleek drummer Axel Sjöberg zich liever op zijn eigen nieuwe band te willen concentreren, Big Kizz – zie recensie elders in dit katern. Als ‘Peace’ iets duidelijk maakt, is het dat het soms heel heilzaam kan zijn om een drastische stap te zetten. Zoals het opheffen van een band, al is het maar tijdelijk. Het album opent met ‘It Ain’t Over Yet”, als de titel niet overtuigend genoeg is, dan is het nummer dat wel. De energie spat af van de muziek: als vanouds stevig in de jaren zeventig gewortelde hardrock. Het zet de toon voor de rest van het album, waarop het tempo vaak hoog is en Joakim Nilsson zingt alsof de dood hem op de hielen zit. Minstens zo sterk zijn de meer ingetogen momenten, zoals „See The Day”. „The Fox” is geënt op garagerock uit de jaren zestig. Ook dit vormt een aangename afwisseling op het blues-achtige geronk van het viertal. Hoe sterk de songs ook zijn en hoe lekker het album ook klinkt, ‘Peace’ is vooral het album van een band die dankzij een korte onderbreking weer net zo gretig klinkt als op het vroege werk.
KATAKLYSM
Meditations
(Nuclear Blast/ADA)
Stephan Gebédi
77
Het Canadese Kataklysm behoort al een tijdlang tot het legertje overgeproduceerde metalbands (à la Arch Enemy!) dat met een behoorlijk kunstmatige sound blijkbaar toch een groot publiek weet aan te spreken. Luister maar eens naar het staccato begin van „Guillotine”, waar met behulp van ProTools werkelijk elke vorm van leven is uitgeknipt. Hoe goed je als band ook musiceert, niemand kan in het echt zó strak en steriel spelen. En gelukkig maar. Waarom zou je als band of producer überhaupt zo ‘onecht’ willen klinken? Of gebeurt dit om de aan de verwachtingen en wensen van de huidige YouTube-generatie te voldoen? Maakt dit alles Kataklysm tot een kutband? Nee, zeker niet. De heren kunnen hele behoorlijke moderne death metalnummers schrijven, dat bewijzen ze onder andere met „The Last Breath I’ll Take Is Yours” en „Born To Kill And Destined To Die”. En het blijven natuurlijk prima muzikanten die weten hoe ze een nummer een bepaalde groove en een gezonde dosis melodie mee kunnen geven, luister maar eens naar „Outsider” en „Narcissist”. Niet alle nummers zijn even sterk en sommige worden geplaagd door ietwat blije melodietjes, maar over het geheel genomen is dit gewoon een prima Kataklysm-plaat. Met een minder steriel geluid had er evenwel een hoger cijfer ingezeten.
SEVENDUST
All I See Is War
(Rise/ADA)
Diederick RR9660
87
‘All I See Is War’ is alweer het twaalfde album van de formatie Sevendust en het vijfde sinds de terugkeer van gitarist Clint Lowery. Dat laatste is best van belang, want met Lowery in de gelederen is elk album van ‘7D’ – zoals de band zichzelf vaak noemt – raak geweest. Zo ook dit nieuwe werkstuk. Sterker nog: binnen de Sevendust-catalogus is ‘All I See Is War’ zelfs één van de betere albums. Hoewel echte uitschieters ontbreken, is het niveau van de nummers continu hoog. Hoe kan het ook anders bij een band met liefst drie prima zangers (hoewel Lajon Witherspoon met recht de leadzanger is) en daarnaast is gezegend met meerdere goede songschrijvers en de perfecte drummer voor dit soort muziek. Want hoewel schreeuwlelijk Morgan Rose niet de beste zanger is, zorgt zijn heerlijke spel ervoor dat de band naast snaarstrak ook nog eens lekker opzwepend klinkt. Een flink ondergewaardeerde muzikant als je het mij vraagt. edereen die beweert dat Sevendust zichzelf weinig vernieuwt heeft gelijk, maar dit is typisch zo’n band waarbij dat niet erg is omdat ze altijd fantastische nummers blijven schrijven. 7D is dan ook één van de weinige harde metalbands die, zonder concessies aan hun stijl te doen, in Amerika al ruim twintig jaar de radio halen met keiharde metalsongs. Kortom: een topteam, dat op ‘All I See Is War’ ook nog eens versterking krijgt van de geniale producer Michael ‘Elvis’ Baskette (o.a. Alter Bridge, Tremonti) die dit heerlijke album zijn kenmerkende vette sound heeft meegegeven.