10maal Eremetaal december 2019

10 maal Eremetaal in december 2019

AVATARIUM

The Fire I Long For

(Nuclear Blast)
Diederick RR9660
85

Het eerste dat opvalt aan dit nieuwe album van Avata­rium is dat het gitaargeluid zwaarder en gruiziger klinkt dan tevoren. De band die uit het brein van doommeester Leif Edling (Candlemass) ontsproot, klinkt hierdoor nog zwaarder dan voorheen. Het zorgt ervoor dat de slepende en emotioneel geladen doom metal van Ava­tarium weer een stapje verder evolueert en spannend blijft. Met een knipoog naar het onvolprezen sketchprogramma ‘Studio Spaan’ kan je zeggen dat Avatarium op dit album drie keer de ‘z’ centraal zet, want het is allemaal zwaar, zompig en zwingend! De mooiste voorbeelden zijn de doomparels „Rubicon”, „The Fire I Long For” en de vlotte opener „Voices”. Maar ook het bluesy- en americana-achtige „Lay Me Down” is werkelijk schitterend. Zangeres Jennie-Ann Smith weet je hierop te betoveren met haar unieke stem en doet dat op de uiterst kalme afsluiter „Stars They Move” nog eens dunnetjes over. Zelfs de minder opvallende songs als „Shake That Demon” en „Epitaph Of Heroes” blijven door die prachtige stem met lekkere luie timing toch fier overeind. En natuurlijk door het uiterst krachtige en sfeervolle spel van gitarist Marcus Jidell. De man toont opnieuw aan een meester van slepende en zangerige melodieën te zijn en mag wat mij betreft best de metalen evenknie van David Gilmour genoemd worden. Het belangrijkste is echter dat Jidell en Smith met ‘The Fire I Long For’ definitief aantonen dat ze ook zonder Leif Edling (die slechts drie nummers voor dit album schreef) deze bijzondere band op een hoog niveau kunnen houden.


BAD WOLVES

N.A.T.I.O.N.

(Eleven Seven Music)
Metal Mike
88

Bad Wolves werd wereldwijd bekend door de cover „Zom­­bies” van The Cranberries. Vooral doordat de beoogde gastzangeres op die single, Dolores O’Riordan, aan de vooravond van de opnamen in haar hotel overleed. Haar kinderen hebben inmiddels een cheque van een kwart miljoen dollar door de band overhandigd gekregen, en ook de toekomstige royalty’s van die track zullen naar hun gaan. Een mooi gebaar. ‘N.A.T.I.O.N.’ is de opvolger van ‘Disobey’, het debuut uit 2018. Voor wie de band niet kent: zanger Tommy Vext was de frontman van Divine Heresy, Snot en Westfield Massacre, John Boecklin drumde in DevilDriver, gitarist Doc Coyle zat in God Forbid en gitarist Chris Cain in Bury Your Dead en For The Fallen Dreams en bassist Kyle Konkiel maakte deel uit van In This Moment, Scar The Martyr en Vimic. Hun manager is Zoltan Bathory van Five Finger Death Punch. Geen wonder dus dat Bad Wolves vaak als hun supportact op pad is gegaan. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ‘N.A.T.I.O.N.’ bevat alles wat een modern Amerikaans metalalbum moet hebben. Een übervette productie, loodzware breakdowns, snoeiharde gitaarpartijen en pakkende, melodieuze zanglijnen. Waar je mee in aanraking komt, daar wordt je door besmet. Dat het materiaal soms richting 5FDP gaat is dan ook logisch. Tussen alle bombast zorgt de ballad „Better Off This Way” voor een welkom rustpunt, voordat het Slipknot-achtige „Foe Or Friend” weer voor een geluidsexplosie zorgt. En zo wisselen hard en zacht zich in het vervolg steeds af, waardoor het album geen seconde verveelt. Wat een heerlijk album!


BOMBUS

Vulture Culture

(Century Media Records)
André Verhuysen
80

Ook op dit inmiddels vierde album van Bombus (bouwjaar 2009 te Gotenburg) is het weer lastig om de vinger op de stijl van het kwartet te leggen. Bij de eerste twee songs – hoog tempo, pakkende melodieën, rauwe zang en eenvoudige teksten – dringt de vergelijking met de NWOBHM zich op. Het navolgende „Mama” doet sterk denken aan Alice Cooper, met name vanwege Feffe’s rauwe manier van zingen. En zo schieten gedurende het beluisteren van ‘Vulture Culture’ de meest uiteenlopende namen door mijn hoofd. Ik ga ze hier verder niet noemen, want ik zou Bombus er mee tekortdoen. Bombus moet je gewoon zien als Bombus – een band die zich niet in een hokje laat stoppen. ‘Vulture Culture’ biedt een mix van ongecompliceerde hardrock en metal, met weelderige, gedubbelde gitaarsolo’s en gemakkelijke meebrulbare refreinen. Heavy, catchy, groovey, punky… kortom, helemaal van deze tijd. Nu nog die welverdiende doorbraak. Welk festival zet Bombus volgend jaar in de spotlights?


CYHRA

No Halos In Hell

(Nuclear Blast)
Diederick RR9660
75

Cyhra staat voor zeer toegankelijke, melodieuze metal die doet denken aan een kruising van Amaranthe en Eclipse met een flinke scheut Kamelot. Dat laatste omdat de klankkleur van zanger Jake E (ex-Amaranthe) opmerkelijk dicht in de buurt komt van Roy Kahn en Tommy Karevik. Net als het debuut ‘Letters To Myself’ staat dit tweede album vol met superaanstekelijke songs die erg verzorgd klinken. Op het eerste gehoor maakt Cyhra dan ook een prima indruk. Na meerdere luisterbeurten blijkt ‘No Halos In Hell’ echter net wat te weinig frisse ideeën en spanningsbogen te bevatten om in de buurt te komen van de genretoppers. En is het begin van de solo in „I Had Your Back” een eerbetoon aan „Sweet Child Of Mi­ne” van GN’R of een gevalletje van iets te weinig creativiteit? Ondanks deze kritische noten luistert de muziek van Cyhra lekker weg en is dit album een luister


NOVEMBER’S DOOM

Nephilim Grove

(Prophecy Productions)
André Verhuysen
80

Novembers Doom bestaat dertig jaar. Dit elfde studioalbum bewijst echter dat er nog geen greintje sleet zit op zanger/bandleider Paul Kuhr en zijn inmiddels opvallend stabiele band. ‘Nephilim Grove’ is al het derde album op rij dat met dezelfde bezetting is gemaakt, iets wat Novembers Doom de eerste acht albums telkens niet lukte. Het is dan ook logisch dat ‘Nephilim Grove’ lijnrecht in het verlengde ligt van zijn twee voorgangers, ‘Bled Whi­te’ (2014) en ‘Hamartia’ (2016). Oneerbiedig gezegd biedt ‘Nephilim Grove’ dus meer van hetzelfde, maar geen Novembers Doom-fan die daar om zal malen. Integendeel, de laatste keer dat Kuhr lichtelijk experimenteerde, op ‘Into Night’s Requiem Infernal’ (2009) leverde dat hem meteen een lading kritiek op van zijn trouwe achterban. Ergo: we krijgen de vertrouwde mix van doom en death metal voorgeschoteld zoals we die met name de laatste tien jaar zo hebben leren waarderen. De verschillen met de voorgaande platen zitten vooral in de details en het feit dat er ditmaal geen gastzangeres meedoet, of ik moet haar over het hoofd gehoord hebben. Ook is ‘Ne­phi­lim Grove’ over de hele linie wat sneller dan recent ouder werk, maar ook dat verschil is verwaarloosbaar. Verrassen doet het album helemaal nergens. Overtuigen doet het wederom. Adel verplicht immers. Het lekkerst bewaart Novembers Doom voor het laatst. De heerlijke afsluiter „The Obelus” doet enigszins denken aan Pink Floyds „Astronomy Domine”, maar dan in de uitvoering die VoiVod er ooit van maakte, en biedt vooral ruim baan aan Lawrence Roberts en Vito Marchese, de twee gitaristen, om zich middels fantastisch riffwerk in de kijker te spelen. Want Novembers Doom is wel degelijk meer dan alleen Paul Kuhr. Waarvan akte.


SAINT ASONIA

Flawed Design

(Spinefarm Records)
Diederick RR9660
72

‘Flawed Design’ is het tweede album van deze Ame­rikaanse band rond Adam Gontier (zang en gitaar, ex-Three Days Grace) and Mike Mushok (gitaar, ex-Staind). In 2015 verscheen hun debuutalbum vol lekkere en gemakkelijk in het gehoor liggende Amerikaanse hardrock. Deze nieuweling klinkt als een logisch vervolg. Het probleem van Saint Asonia is dat het schop-vooral-niemand-tegen-de-schenen-karakter van de nummers ervoor zorgt dat je het album net zo snel weer vergeten bent als een snack die je gedachteloos verorbert tijdens een spannende film of serie. De eerste happen zijn lekker, maar na afloop snap je niet waar de rest gebleven is. Los van elkaar zijn het allemaal prima songs, maar als geheel is de impact een stuk minder groot. De band heeft zich op ‘Flawed Design’ omringd met meerdere co-writers, maar zelfs dat kan niet verhullen dat Saint Asonia originaliteit en kwaliteit tekort komt om echt op te vallen. Het nummer „Sirens” is echter een vermelding waard omdat een gast­zangeres daarop voor de broodnodige afwisseling zorgt. En omdat dit ook nog eens onze eigen Sharon den Adel is!


SIFTING

The Infinite Loop

(Eclipse Records)
Diederick RR9660
80

Dit is een interessant bandje. Bandleider, gitarist en zanger Eduardo Osuna Gil komt van oorsprong uit Venezuela. Toen zijn band Sifting in 2013 door het uitbrengen van een debuutalbum enige bekendheid in de VS kreeg, vertrok hij in zijn eentje naar Los Angeles om daar met lokale muzikanten verder te werken aan zijn carrière als muzikant. In 2016 verscheen het tweede album ‘Not From Here’ dat ons helaas nooit bereikte. En nu is er ‘The Infinite Loop’, een plaat vol progressieve metal waar flink wat thrash metalaccenten in zijn aangebracht. Het doet ook regelmatig denken aan Avenged Sevenfold en dat komt vooral door de zang van Gil, die op momenten erg lijkt op die van M. Shadows. Opvallend is ook dat bij Gil geen storend accent te horen is, ofschoon hij pas zes jaar in de VS woont. Het geluid op dit album is vol en open, waardoor de muziek goed tot zijn recht komt. Twee songs wil ik er uitlichten. Ten eerste „A Critical Affair”, dat door zijn beresterke refrein één van de blikvangers op het album is. En ten tweede „The Fifth Element”, één van de beste instrumentale songs die ik dit jaar gehoord heb. De snelle handjes van Derek Sherinian (Sons Of Apollo) zijn trouwens ook nog te horen („Ghost Of A Lie”). Sifting maakt een meer dan goede indruk met ‘The Infinite Loop’ en ik ben benieuwd wat er in de toekomst nog meer in het vat zit.


SPOIL ENGINE

Renaissance Noir

(Arising Empire)
Jordan Stael
85

Waar hebben we Machine Head voor nodig als we Spoil Engine hebben? Laat Robb Flynn maar lekker met zijn pitbulls spelen. Thuis. Dan luisteren wij naar een veel frisser, beter en melodieuzer Spoil Engine. Voor wie de band (nog) niet kent: een set gasten uit België en Nederland. Met een ijzersterke en ijzervretende zangeres, Iris Goessens. Zij is het die het voortouw neemt en de hele plaat lekker en ouderwets grunt. En dan de rest: de metal van de heren klinkt heerlijk ouderwets. In de positieve zin van het woord. Maar dan door een productiemachine gehaald die de boel wel anno 2019 laat klinken. Zware, rollende gitaren houden de snelheid erin. Gitaarsolo’s zorgen voor een mooie en intrigerende dubbele laag. ‘Renaissance Noir’ rolt als een dikke aardbeving je speakers uit. Misschien kunnen we op de overtuigingskracht van Iris haar cleane vocals nog wat aanmerken, maar gelukkig schiet ze steevast na korte tijd weer in de grunt. Soms trouwens vergezeld door een heus orgeltje. Je gelooft het niet, maar in „Frost­b­i­te” is het toch echt zo en voegt het nog wat toe ook. Met ‘Renaissance Noir’ hebben we een overweldigende, lekkere en ouderwetse metal(core)plaat van eigen bodem te pakken. En dat moeten we koesteren.


TYGERS OF PAN TANG

Ritual

(Mighty Music)
André Verhuysen
80

Lang verhaal kort: dit elfde album van Tygers Of Pan Tang sluit naadloos aan op de titelloze voorganger van drie jaar geleden. Zie dat gerust als een aanbeveling, want dat album omschreef ik toen als de plaat die de tijgers in 1981 hadden moeten maken in plaats van de miskleun die ‘Crazy Nights’ heette. De Noord-Engelse band vaart weer helemaal de koers die het op het legendarische ‘Spellbound’-album (ook uit 1981) inzette. Met één groot verschil: John Sykes is er natuurlijk niet meer bij. Ene Michael McCrystal neemt anno 2019 de honneurs waar en doet dat erg goed, maar Sykes kan hij ons natuurlijk niet doen vergeten. Ook topzanger Jon Deverill is er al lang niet meer bij, maar ‘nieuweling’ Jacopo Meille doet niet voor hem onder. Meille is net zo goed of misschien nog wel beter dan Deverill en dat wil wat zeggen. ‘Ritual’ kent overigens tal van verwijzingen naar ‘Spellbound’. Zo is „Raise Some Hell’ het tweelingbroertje van „Hellbound” en de semi-ballad „Words Like A Knife” het jongere zusje van „Mirror Mirror”. Stoort het? Welnee, we zijn juist hartstikke blij dat Tygers Of Pan Tang op 40-jarige leeftijd nog een plaat als deze aflevert!


VOYAGER

Colours In The Sun

(Season Of Mist)
Patrick Lamberts
85

Voyager uit Australië maakt nog altijd heel pakkende progressieve synthesizermetal. Dat lijkt een contradictio in terminis, maar niets is minder waar. ‘Colours In The Sun’ plaatst de band meteen weer in de koppositie van zijn genre, na het wat zwakkere ‘Ghost Mile’ uit 2017. Dit nieuwe album is namelijk weer over de gehele linie sterk. Moderne djent-elementen laten zich op de een of andere manier uitstekend mixen met de eighties-achtige popvocalen van zanger/toetsenist/keytarist Danny Estrin (die op „Entropy” wordt bijgestaan door Leprous-zanger Einar Solberg). Hoewel de kern van de muziek progressieve metal is te noemen, wemelt het niet van de solosecties. Voyager en ‘Colours Of The Sun’ zoeken hun heil heus weleens in technische uitspattingen, maar de nadruk ligt hoofdzakelijk op melodie en groove. De band weet na zes eerdere studioalbums en meerdere tournees dondersgoed wat live werkt en wat niet. En met ‘Colours In The Sun’ kan Voyager weer zo’n 43 minuten aan nieuw materiaal aan zijn set toevoegen waarbij fans zowel kunnen headbangen als meezingen. Voyager en Vola zouden wat dat betreft een ideale toerpackage vormen.