10 maal Eremetaal in maart 2020
- ALLEN OLZON
- BODY COUNT
- BIFF BYFORD
- RON COOLEN
- H.E.A.T
- INTRONAUT
- MY DYING BRIDE
- THE NIGHT FLIGHT ORCHESTRA
- OZZY OSBOURNE
- WOLF
ALLEN OLZON
Worlds/Apart
(Frontiers Music)
Metal Mike
83
Gitarist, toetsenist, bassist en producent Magnus Karlsson (Primal Fear) componeerde al drie keer eerder een album voor Allen/Lande, het zangtandem Russel Allen (Symphony X, TSO) en Jorn Lande. Nadat in een eerder stadium onze Floor werd benaderd om de plaats van Lande in te nemen – logisch vanwege hun Star One-klik – is Karlsson nu bij haar voorgangster bij Nightwish terechtgekomen. Nu ben ik nooit een fan van Anette Olzons stem geweest, maar zet je ze naast de powervoice van Allen dan is het best te pruimen. De nummers die ze alleen zingt zijn dan ook de mindere van ‘Worlds/Apart’, maar als totaalproduct zullen Symphony X-fans dit album zeker weten te waarderen.
BODY COUNT
Carnivore
(Century Media Records)
Diederick RR9660
80
Ice-T is weliswaar het boegbeeld van Body Count, maar als de laatste drie albums iets aantonen, is het dat de band veel meer is dan alleen deze rapper met zijn recht-voor-zijn-raap teksten. Het is juist de samengebalde energie van Ernie C (gitaar), Vincent Price (basgitaar), Ill Will (drums) en Juan Garcia (gitaar) die ervoor zorgt dat de band steeds weet te overtuigen. Onder andere met „Point The Finger”: een keiharde brok hardcore waarop ook Riley Gale van de thrashband Power Trip meebrult. Of met „Bum Rush”, een aanstekelijk en swingend nummer zoals Rage Against The Machine die ooit afvuurde. Daarentegen is „Another Level” met Jamey Jasta van Hatebreed juist een langzame en slepende track. Afwisseling genoeg dus. En zelfs al bestaat „The Hate Is Real” volledig uit Slayer-riffs, het is wel een verdomd lekker nummer. Zoals altijd brengt Body Count ook weer een eerbetoon aan één van z’n helden en dit keer is de keuze gevallen op „Ace Of Spades van Motörhead. Leuk, maar ik hoor toch liever sterk eigen materiaal, zoals „When I’m Gone”, waarop ook Amy Lee (Evanescence) te horen is. Toch zijn er voor mij drie redenen dat ‘Carnivore’ het hoge niveau van de geweldige voorganger ‘Bloodlust’ niet haalt. Ten eerste zijn de nieuwe songs net iets minder sterk. Ten tweede krijgt gitarist Ernie C minder ruimte voor zijn vingerlikkende solo’s en tot slot blijft de remake van Ice-T’s solohit „Colors” achter bij het overige materiaal.
BIFF BYFORD
School Of Hard Knocks
(Silver Lining)
Robert Haagsma
80
Vorig jaar onderging Saxon-zanger Biff Byford een openhartoperatie, maar die ingreep betekent niet dat de veteraan het rustiger aan gaat doen. Nieuwe shows met Saxon en onder eigen naam zijn al aangekondigd en vroeg in dit nieuwe jaar worden we ook onthaald op zijn allereerste soloplaat. Zijn ongebroken werklust wordt verklaard in de vaak autobiografische teksten. Zo verhaalt de zanger in het titelnummer over zijn harde jeugd: een alcoholische vader die vanwege een ongeluk in de fabriek zijn arm verloor en zijn eigen weg langs talloze ambachten voor het succes met Saxon zich aandiende. Het maakte een vechter van hem. In een aantal andere songs komen vertrouwde onderwerpen terug, zoals historische thema’s. De zanger werkte op het album intensief samen met gitarist Fredrik Åkesson (Opeth). Er zijn verder bijdragen van onder anderen gitarist Phil Campbell (o.a. Motörhead), de drummers Alex Holzwarth (o.a. Rhapsody Of Fire) en Nicholas Barker (o.a. Cradle Of Filth) en bassist Nibbs Carter (Saxon). Voor een goed deel bevat ‘School Of Hard Knocks’ de solide metal zoals we die al decennia kennen van zijn band. „Welcome To The Show”, „School Of Hard Knocks” en „Pedal To The Metal” hadden dan ook zo op een Saxon-album kunnen staan. De enige echte verrassing betreft Byfords versie van „Scarborough Fair”, bekend geworden dankzij Simon & Garfunkel. Het betreft echter een volksliedje uit Yorkshire, de streek waar Byford opgroeide. Hij geeft er een mooie eigen draai aan. De zanger klinkt als herboren en het album biedt vertrouwde kwaliteit en een aantal persoonlijke teksten. Allemaal goed nieuws.
RON COOLEN
Rise
(Eigen Beheer)
Diederick RR9660
80
Voor de otstandkoming van ‘Rise’, verwijs ik naar het interview met Ron Coolen elders in deze editie en naar de prachtige website die de man ter ondersteuning van deze release heeft opgezet. ‘Rise’ is in twee stukken te splitsen, waarbij de eerste zes nummers een geheel vormen met een sound die tussen hardrock en metal in zit. Je hoort Lynch Mob, maar er zijn ook duidelijke Whitesnake- en Led Zeppelin-referenties te bespeuren. Deze songs zijn allemaal ingezongen door Keith St. John van de band Burning Rain (en een blauwe maandag Lynch Mob). Zijn stem past prima in deze songs die verder opgesierd worden door geweldige gitaarsolo’s van onder anderen Stéphan Forté, Joey Concepcion en George Lynch himself. Het zesde nummer, het machtige „Paradise”, is het scharnierpunt. Vanaf hier sluipt er meer avontuur en afwisseling in het album. Dat begint met het razendsnelle „Kill Kill Kill”, dat klinkt als de liefdesbaby van Manowar en Annihilator. De stem van de voor mij volstrekt onbekende Sam Walters past overigens perfect in dit nummer. Door zijn typische metalstem, gecombineerd met de shredsolo’s van Christopher Amott, waan je je in 1989. Het lekkerst heeft Coolen tot het laatst bewaard. De songs „Stories” (hallo Artension!) en „From Your Mouth” zitten vol afwisseling, met opnieuw heerlijke solo’s en geweldige zang van Chris Clancy (Mutiny Within). Als toetje krijgen we „Selfishness”. Het nummer vol oosterse melodielijnen wordt sterk gedragen door Göran Edman op zang en de spetterende solo’s van Joey Concepcion (onthoud die naam!). Het is knap wat Coolen – die zelf slaggitaar, toetsen en bas inspeelde – met zijn solomissie voor elkaar heeft gekregen. De songs, de website, de keuze van de muzikanten, overal druipt de passie voor deze muziek af.
H.E.A.T
II
(earMUSIC)
Metal Mike
85
Laat je niet foppen door de albumtitel, want dit is al het zesde studioalbum van deze Zweedse formatie. Werd de band na een spetterend debuut per album commerciëler, de nieuwe schijf is de hardste uit hun carrière. H.E.A.T heeft het album zelf geproduceerd en wilde terug naar de stijl waarmee het in 2008 startte. Vandaar dus ‘II’ als albumtitel. Vanaf opener „Rock Your Body” tot slotstuk „Under The Sun” één brok stadionrock/metal, met wereldzanger Erik Grönwall en übervet gitaarwerk van Dave Dalone. Het beste hardrockalbum dat ik in 2020 gehoord heb.
INTRONAUT
Fluid Existential Inversions
(Metal Blade)
Patrick Lamberts
83
Het heeft maar liefst vijf jaar geduurd, maar na het imponerende ‘The Directions Of Last Things’ is er nu dan eindelijk deze opvolger van de Amerikaanse progressieve metalband Intronaut. De muziek is iets toegankelijker en meer op riffs gebaseerd dan voorheen, maar Intronaut is vooral ook doordachte muziek blijven maken die bij elke luisterbeurt meer details blootgeeft. Eentje die bij de eerste kennismaking al heel volwassen aanvoelt. De plaat staat vol furieus riffgeweld van gitaar en bas, maar ook de drums zijn (wederom) opvallend sterk. En dat terwijl Danny Walker werd ontslagen wegens diverse #metoo-aantijgingen. Alex Rüdinger (Good Tiger, The Faceless, Whitechapel en Threat Signal) schoot de band te hulp. Bepaald geen misselijke vervanger dus. Zijn strakke maar soepele stijl past goed bij Intronaut. De muziek is namelijk volop in beweging. Er wordt soms stevig geknald, maar er zijn ook rustigere momenten. Zeker de tweede helft van „The Cull”, maar ook het met mellotron doorspekte einde van „Check Your Misfortune” zijn zeer fraai uitgevoerd. En zo heeft eigenlijk elk nummer wel zijn eigen charmes. Gegarandeerd luisterplezier voor de meer avontuurlijk ingestelde metalhead!
MY DYING BRIDE
The Ghost Of Orion
(Nuclear Blast)
Martijn Busink
85
My Dying Bride heeft een imposante discografie opgebouwd zonder echte snoozers, met uitzondering van de synthesizer-draak ‘Evinta’ (2011). De rest was altijd de moeite waard, maar met ‘Feel The Misery’ (2015) wisten de Britten toch weer een gevoelige snaar te raken, eigenlijk door precies te doen wat je van ze verwacht: ijzersterke doomdeath maken. Maar toen werd Aaron Stainthorpe’s vijfjarige dochter gediagnostiseerd met kanker. Gelukkig is dat goed afgelopen, maar My Dying Bride was voor de zanger even geen prioriteit. In de tussentijd veranderde de band ook weer eens wat van samenstelling, maar op dit door de andere oudgediende – gitarist Andrew Craighan – alleen gepende album hoor je weer een zelfverzekerde band. Zijstapjes blijven zeer beperkt: er is „The Solace”, een folky song die wordt uitgevoerd met slechts elektrische gitaar en gastvocalen van Lindy-Fay Hella (Wardruna) en een instrumentaal intermezzo als titelnummer. Het meer geijkte werk zoals „Your Broken Shore”, „The Long Black Land” en het afsluitende „The Old Earth” zijn echter weer als vanouds, maar behoren wel tot het wat toegankelijkere werk. Een bewuste keuze meldt Stainthorpe, het mocht wel iets makkelijker te behappen zijn deze keer. Liefhebbers weten echter dat ze echt geen carnavalskrakers hoeven te verwachten.
THE NIGHT FLIGHT ORCHESTRA
Aeromantic
(Nuclear Blast)
Diederick RR9660
83
Tanden goed gepoetst? Je glazuur krijgt het namelijk weer te verduren tijdens enkele songs van dit vijfde album van TNFO. Vooral „Curves” en „If Tonight Is Our Only Chance” zijn übergladde, bijna volledig van gitaar gespeende glijers van de hoogste orde. Het knappe? De band komt ermee weg. En niet in de laatste plaats omdat de space-opera ‘Aeromantic’ ook een paar van hun beste songs tot nu toe bevat. Het snelle „Servants Of The Air” bijvoorbeeld. Of het sfeervolle „Dead Of Winter”. Maar ook zeker het titelnummer waarvan het refrein echt afgrijselijk pakkend is. Inmiddels zijn de eerste na-apers al gespot, maar de band van de Soilworkers Björn Strid en David Andersson is nog steeds het echte werk. Zo zijn de coupletten van „Golden Swansdown” een natte droom voor fans van Foreigner en Survivor. De meesters van de pastiche powerrock flikken het dus weer. Bovendien zorgt de jarenlange ervaring van de bandleden ervoor dat het luisterplezier van ‘Aeromantic’ geen moment lijdt onder het inmiddels enigszins voorspelbare karakter.
OZZY OSBOURNE
Ordinary Man
(Sony Music)
Robert Haagsma
85
Black Sabbath-zanger Ozzy Osbourne begon begin jaren 80 een solocarrière die tegen alle verwachtingen in zowel commercieel als artistiek succesvol uitpakte. In de loop van de tijd werd duidelijk dat onze favoriete brokkenpiloot zo goed was als zijn begeleiders. Geflankeerd door Randy Rhoads, Jake E. Lee en Zakk Wylde wist hij tot grote hoogten te stijgen. Zijn laatste album ‘Scream’, gemaakt met Gus G, pakte heel wat minder memorabel uit. In dat licht is het goed nieuws dat hij voor ‘Ordinary Man’ de handen ineengeslagen heeft met Guns N’ Roses-bassist Duff McKagan, Red Hot Chili Peppers- en Chickenfoot-drummer Chad Smith en gitarist Andrew Watt, die we kennen van California Breed. Het betaalt zich nog terug ook. Het anonieme geluid en de doordeweekse songs hebben plaatsgemaakt voor de sound van een echte band en echt sterke composities. De single „Straight To Hell” was daar al een voorbeeld van. ‘Ordinary Man’ bevat er nog veel meer. Zoals „Goodbye”, waarin dreigende, slepende passages afgewisseld worden met snelle stukken. Geweldig! In het titelnummer, een mooie ballad, duikt Elton John op. Elders speelt Guns N’ Roses-gitarist Slash enkele fraaie solo’s. Het niveau zakt nooit echt in. „Under The Graveyard”, rustig begin, hard tweede deel, zit vol muzikaal vuurwerk. Van rockers als „Eat Me” en „Scary Little Green Men” tot het meer melodieuze „Today Is The End” en de meezinger „Holy For Tonight”, de variatie is groot. De teksten zijn veelal persoonlijk. Er wordt mijmerend teruggekeken door een man die weet dat zijn beste jaren ver achter hem liggen. Ozzy zingt goed, al is te horen dat er wel wat digitale hulpmiddelen ingevlogen zijn om alles in goede banen te leiden. Het is de zeventiger vergeven. ‘Ordinary Man’ is in elk opzicht een goed album. Mocht het zijn allerlaatste zijn, is het een waardig slotakkoord van een loopbaan waarin hij alles was. Behalve een ‘Ordinary Man’.
WOLF
Feeding The Machine
(Century Media)
André Verhuysen
80
Over ‘Devil Seed’ (2014), de fabuleuze voorganger van dit album, schreef ik destijds in Aardschok: ‘de beste Metal Church-plaat die Metal Church nooit maakte’. Nu is ‘Feeding The Machine’ niet helemaal zo fabuleus als ‘Devil Seed’, maar heel veel scheelt het niet. En ook nu weer geldt dat de muziek in alles heel veel lijkt op die van de metalmeesters uit Seattle, van de heerlijke klassieke metalsound tot de markante kopstem en het likkebaardende dubbelloops gitaarwerk. Het smakenpalet van Wolf is ditmaal wel iets breder. De gitaarsolo’s in „Midnight Hour” en „Black Widow” doen denken aan Mercyful Fate, die in „Guillotine” aan Iron Maiden, de break halverwege het titelnummer is hartstikke VoiVod en „Mass Confusion” had ook zomaar een Megadeth-song kunnen zijn. Deze name-dropping is alleen bedoeld om aan te geven waar Wolf zijn mosterd haalt en zeker niet om de Zweden te betichten van na-aperij. Fans van bovengenoemde bands en van Metal Church in het bijzonder zullen er geen spijt van krijgen als ze ‘Feeding The Machine’ zonder eerst te luisteren aanschaffen.