9 maal Eremetaal juli 2022

9 maal Eremetaal in juli 2022

COHEED AND CAMBRIA

Vaxis II: A Window Of The Waking Mind

(Roadrunner Records)
Diederick RR9660
75

Deel twee van het vijfluik ‘Vaxis’ is gearriveerd. Gewoon per post of digitaal. En niet per ruimteschip, zoals eigenlijk passend zou zijn bij de sciencefictionverhalen die uit de pen van zanger en bandleider Claudio Sanchez vloeien. ‘Vaxis II’ sluit – net als deel I uit 2018 – tekstueel aan op de ‘Armory Wars’-verhaallijn die de band inmiddels al twee decennia geleden op het debuutalbum introduceerde. Een gebrek aan ambitie kan je de band zeker niet verwijten. Evenmin een gebrek aan bombast, want dit nieuwe album staat vol met hymnes waarbij enige pathetiek niet wordt geschuwd. Soms pakt dat goed uit, maar net zo vaak slaat Coheed de plank mis. Althans, in de oren van een metalfan, want het poppy en dansbare „A Dis­ap­pearing Act” is amper te pruimen. Elke keer dat ik ‘Vaxis II’ luister, merk ik dan ook een verlangen naar het laatste deel van het album. Dan serveren Sanchez en co met „Lad­der Of Supremacy” en „Rise, Naianash (Cut The Cord)” de twee hardste songs van het album die samen met het lange, afsluitende titelnummer gehakt maken van de rest van de songs. Door deze sterke climax resteert toch nog een hele dikke voldoende voor wat zeker niet Coheeds beste werkstuk is.


CIVIL WAR

Invaders

(Napalm Records)
Renée van der Ster
83

Civil War is het bandje dat ontstond toen Sabaton een jaar of tien geleden even in de kreukels lag. De drie opgestapte bandleden besloten destijds zelf Sabatonnetje te gaan spelen onder de naam Civil War. Letterlijk en figuurlijk. Na drie middelmatige albums moest het roer duidelijk om. Allereerst is zanger Nils Patrik Johansson in 2017 vervangen door de in België woonachtige Amerikaan Kelly Sundown Carpenter. En dat is er eentje van formaat! De kans bestaat dat je hem al op de planken hebt gespot, maar ‘Invaders’ is zijn eerste studiowerk met de band. Als klap op de vuurpijl is ook Thobbe Englund (die speelde tot ongeveer zes jaar geleden nog bij Sa­ba­ton) vorig jaar aangeschoven als nieuwe gitarist. Hebben we nu dan een extra Sabaton? Nee. Civil War heeft er muzikaal inmiddels stukken minder raakvlakken mee en kiest duidelijk een eigen koers. De geschiedenisverhalen daargelaten, maar kom op, dat doen wel meer bands. De band steekt van wal met het intrigerende, onheilspellende „Oblivion”. Het navolgende „Dead Man’s Glory” had een nummer van Bloodbound kunnen zijn en is vooral krachtig door de zorgvuldige opbouw. Met iets minder folkdeuntjes had het nummer echter meer ballen gehad. „Invaders” is een uitstekend gekozen titelsong. Het is de juiste referentie voor hoe Civil War anno nu klinkt. Zélfs de ballad „Ander­son­ville” is bijzonder goed te pruimen. De stem van Car­penter heeft soms veel weg van Ronnie Atkins (Pretty Maids, Avantasia), alleen heeft hij een nog veel ruimer bereik. Hoge noten, lage noten, lange uithalen, allemaal geen enkel probleem. Waar ze de beste man vandaan hebben getrokken is mij een raadsel, maar dat hij geweldig kan zingen, staat buiten kijf. ‘Invaders’ is mede hierdoor een heerlijk heavy/power album geworden. Jouw genre? Dan is dit verplichte kost!


CHARLIE GRIFFITHS

Tiktaalika

(InsideOut Music)
Diederick RR9660
78

‘Tiktaalika’ is het eerste soloalbum van Haken-gitarist Charlie Griffiths, een plaat waarop Griffiths naast zijn gitaarspel ook de keyboards en bas voor zijn rekening neemt. En niet te vergeten de zang op het nummer „Digging Deeper”. Zijn doel was om een album te maken waarop progressieve metal met (onder meer) thrash metal vermengd wordt. En dat is hem gelukt. ‘Tiktaalika’ klinkt vooral scherper en harder dan Haken. Wellicht ook omdat de gastzangers van dienst uit meer extreme bands afkomstig zijn, zoals Tommy Rogers (Between The Buried And Me), Daniel de Jongh (ex-Textures), Vladimir Lalic (Organized Chaos) en Neil Purdy van Luna’s Call. De song „Arctic Cemetery” met Tommy Rogers achter de microfoon lijkt trouwens sterk op BTBAM en ook de andere songs hebben veel weg van die band. De irritante grunts van Rogers mogen me trouwens gestolen worden. Liever hoor ik dan de zang van Daniel de Jongh, die de show steelt op „Crawl Walk Run”, het beste nummer van ‘Tik­taalika’. Door de speelse toevoeging van de saxofoon van Rob Townsend (Steve Hackett) springt ook „Dead In The Water” meteen in het oog/oor. Een nummer dat overigens een sterke King Crimson-vibe heeft. Andere muzikanten die de revue passeren zijn de veelgevraagde sessiedrummer Darby Todd (o.a. Frost*) – die alles vakkundig bij elkaar houdt – en ook Jordan Rudess van Dream Theater doet nog een duit in het zakje. Het maakt van ‘Tiktaalika’ een heel onderhoudend album dat in kwaliteit van de songwriting echter nog wel een eindje achter Griffiths hoofdband aan hobbelt.


DEVIL’S TRAIN

Ashes & Bones

(Rock Of Angels Records)
Patrick de Sloover
80

Ongecompliceerde hardrock met wat sleaze-invloeden en een goudeerlijke sound. Devil’s Train is terug met z’n derde langspeler en de kwaliteit ervan is nog steeds in stijgende lijn. Na het titelloze debuut in 2012 en ‘II’ in 2015 was het even wachten op nieuw werk. De met southerninvloeden doorspekte nummers klinken hedendaags en sfeervol. Dan Baune staat garant voor flitsend en energiek gitaarwerk, terwijl eventuele gaatjes vakkundig worden dichtgetimmerd door Jörg Michael (ex-Stratovarius, ex-Saxon). Solide en zonder veel franjes, maar wel met een eigen identiteit. Als kers op de taart krijgen we ook de doorrookte stem van Roberto Dimitri Liapakis (Mystic Pro­phecy, Steel Prophet). Of het nu gedreven eigen materiaal („Girl Of South Dakota”, „More”) of de Cameo-cover „Word Up” is, de band weet het volledig naar eigen hand te zetten. Geestdrift à la The Dead Daisies, westerngehalte van Black Label Society en passie van Slash/Myles Kennedy gaan op dit nieuwe album hand in hand.


HATRIOT

The Vale Of Shadows

(Massacre Records)
Gerrit Mesker
78

Met dit album gooit Hatriot z’n vierde langspeler in de schappen. Al twaalf jaar is de thrash metal van consequent hoge kwaliteit en dit nieuwe album vormt daarop geen uitzondering. Vlotte gitaarpartijen, degelijk drumwerk en gierende vocalen. De succesformule is ongewijzigd gebleven. Het voordeel daarvan is dat je precies weet wat je krijgt. Puike thrash die niet onderdoet voor bekendere thrash metalgrootheden. Het nadeel is echter dat het op dit album meer van hetzelfde is. Met andere woorden: als je al drie albums hebt van Hatriot, dan zal je op dit album weinig nieuwe dingen ontdekken. Dat neemt niet weg dat ‘The Vale Of Shadows’ een uitstekend album is geworden. Zelf beweert de band dat ze meer death metal-, hardcore-, en metalcoreinvloeden hebben gebruikt, maar die zijn dan uiterst minimaal. Het gekrijs van Cody Souza wordt regelmatig afgewisseld met de diepe grunts van gitarist Kevin Paterson en dat geeft de nummers een bruter randje. Thrashfans, en die van Hatriot in het bijzonder, kunnen dit album blind aanschaffen.


INHALO

Sever

(Construction Records)
Liselotte Hegt
82

Inhalo is een vierkoppige, progressieve post-rockband van eigen bodem en tevens de eerste signing van het nieuwe Nederlandse prog/symfolabel Construction Records. Het muzikale verleden van de muzikanten ligt in bands als A Liquid Landscape, Ivy’s Dream en The Heaven’s Devils en Inhalo profiteert volop van die ervaring. Het album wordt geopend met het speelse, instrumentale pianonummer „Omniscient Being” en ook het afsluitende titelnummer „Sever” is een instrumentaal moment waarin het melancholische en soms dromerige pianospel de hoofdrol speelt. In de tussenliggende zes nummers levert Inhalo een prestatie van internationale allure. Fonds Herder zingt helder (soms ook ijl) en zeer aangenaam. Hij straalt rust uit in de omringende, woelige muziekstructuren, maar haalt ook geregeld fel en emotioneel uit en vult daarmee de dynamiek, spanningsopbouw en emotionele lading goed aan. Geregeld word je gegrepen door beklemmende en dreigende sferen. De nummers worden gekenmerkt door een scala aan indringende, pulserende ritmes en donkere gitaarriffs. Er worden experimentele geluiden gebruikt, maar als geheel is dit album nog altijd een toegankelijke luisterervaring. De band belicht op dit debuut het omgaan met angsten, het valse gevoel van veiligheid en ontwijken van valkuilen. Het zijn diepgewortelde emoties, erg herkenbaar voor de hedendaagse samenleving. De heren hebben in alle opzichten een meer dan geslaagd debuut afgeleverd, dat me doet denken aan de geweldige band 3.


PORCUPINE TREE

Closure/Continuation

(Music For Nations/Sony Music)
Liselotte Hegt
92

Tussen 1992 en 2009 bracht Porcupine Tree tien studioalbums uit en bereikte daarmee niet alleen een zeer succesvolle status binnen de progrockscene, maar ook wist de Britse band uiteindelijk een groot publiek daarbuiten te bereiken. Porcupine Tree werd door de eigen sound en stijl een begrip binnen het genre, een marktleider en een voorbeeld voor velen. Nadat de tournee voor het laatste studioalbum ‘The Incident’ in 2010 tot een einde was gekomen, belandde Porcupine Tree in de ijskast en gingen zanger/gitarist Steven Wilson, toetsenist Richard Barbieri, drummer Gavin Harrison en bassist Colin Edwin ieder hun eigen muzikale weg. Er werd in de tijd die volgde veel gespeculeerd, maar de kans dat de band ooit weer bij elkaar zou komen, werd met het verstrijken van de jaren steeds geringer geacht, zeker ook vanwege Wilsons bloeiende solocarrière. Totdat Porcupine Tree eind vorig jaar ineens de videosingle „Harridan” uitbracht. De langverwachte wederopstanding van het Britse progrockicoon was daarmee een feit, echter wel als trio, zonder Edwin. „Harridan” is tevens het eerste nummer van dit album, een stevige en woelige opener vol behendig toetsenspel en zinderend gitaarwerk; een track vol vernuftigheden. Daarna wordt met „Of The New Day” een kalmere en sfeervollere koers gevaren, gecentreerd rond het melancholieke gitaaro en zangwerk van Wilson, met onderweg drukke accenten. Gavin Harrison is een drummer waar je U tegen zegt; de beste man kleurt dit album geraffineerd en indrukwekkend in. Hij excelleert met de behendigheid van een octopus, maar neemt net zo makkelijk een bescheiden plaats in wanneer een nummer of passage daar om vraagt. En wat een drumsound ook! ‘Closure/Con­ti­nuation’ heeft een wijds en wendbare structuur met drukke, experimentele tracks zoals „Rats Return” en „Herd Culling”, maar een minimalistische tegenpool als „Walk The Plank”. En dan zijn er de sferische, meer liedjes-achtige composities, zoals het schitterende „Dignity”. Bij­zonder mooi is ook het intieme eerste deel van „Chi­me­ra’s Wreck”, waarna een zeer fraaie opbouw volgt. Va­ri­atie vind je ook in de details, de specifieke, atmosferische geluiden, ritmes en productionele foefjes en zelfs Wilson heeft verassende vocale uitstapjes. En ook al heeft ieder nummer een duidelijke Porcupine Tree-vingerafdruk, de heren blijven zeker niet in hun comfortzone hangen. De band beoefent ook op deze schijf de hogere kunst van het muziekmaken en levert daarmee een intensieve, boeiende en emotioneel voelbare soundbeleving af. Geïnspireerd, gemotiveerd en fris. Welkom terug heren!


RXPTRS

Living Without Death’s Permission

(Metal Blade Records)
Diederick RR9660
82

RXPTRS (spreek uit Raptors) komt uit het Engelse Bristol, bestaat sinds 2018 en ‘Living Without Death’s Permission’ is het eerst volwaardige studio album van deze vijf mannen. Enkele bands die me te binnen schieten als de nummers voorbijvliegen zijn Boy Hits Car, Destrage, System Of A Down en At The Drive-In. Net als voornoemde bands kneedt RXPTRS metal, hardcore en punk tot een smakelijk geheel en kan de zanger zingen/gillen als een castraat wiens voeten tot gekmakend aan toe worden gekieteld. Maar vocalist Simon Roach kan ook prima met een lagere stem zingen, zoals hij aan het einde van het album een aantal keer laat horen. Het belangrijkste bij dit soort muziek is echter dat het geheel vol overtuiging en boordevol energie wordt gebracht. Daarin slaagt RXPTRS met vlag en wimpel. Het levert een album op dat wat tijd nodig heeft om zijn klasse prijs te geven, maar vervolgens blijken de tien songs perfect om je bij in het zweet te werken of om met ‘dakkie open’ uit een cabrio te laten knallen. Ook knap (binnen dit genre) is dat de band geloofwaardig weet af te sluiten met een song van ruim zeven minuten. Met ‘Living…’ presenteert RXPTRS zich niet alleen overtuigend als nieuwe band, maar ook als potentiële sfeermaker in het festivalseizoen.


SHINEDOWN

Planet Zero

(Warner Music)
Stan Novak
75

De tracklist van ‘Planet Zero’ deed me in eerste instantie vermoeden met een dubbelaar van doen te hebben. Van de twintig titels blijken er echter zeven gebakken lucht te zijn; korte intro’s of intermezzo’s. Dit zevende album van de arenarockers uit Florida blijkt, net als voorganger ‘Attention Attention’ (2018), namelijk een conceptplaat te zijn. Muzikaal is er ook weinig veranderd. Andermaal kiest de band voor een brede aanpak, waarbij ook de moderne techniek wordt omarmd. In Amerika kent Shinedown een ongekende populariteit en wordt elke scheet die het laat geruisloos opgezogen. In Europa ligt dat echter anders, hier zijn we een stuk kritischer. Voor mij persoonlijk haalt ‘Planet Zero’ bij lange na niet het niveau van albums als ‘Sound Of Madness’ en ‘Amaryyllis’, maar in zijn geheel is het wel sterker dan de zwakke hap die ‘Threat To Survival’ in 2015 was. Zoals altijd staat de kracht van zanger Brent Smith prominent in de mix en ook de gitaren laten zich gelden. Het probleem met conceptalbums is echter dat het kan verleiden tot een overdaad aan sferen en dat euvel steekt hier opnieuw de kop op. De plaat waaiert voor mijn muzikaal gevoel namelijk te veel kanten uit en vier ballads zijn er in geval van Shinedown gewoon twee te veel. Deze band overtuigt toch het meest wanneer het keihard rockt, maar die momenten zijn op ‘Planet Zero’ te schaars. Bovendien dit: waar de band vroeger wel eens bij Metallica pikte, gebeurt dat nu bij Rage Against The Machine („Dead Don’t Lie”) en Muse („America Burning” en „Clueless And Dramatic”). Uit songs als „Army Of The Under­appre­ciated” en de titeltrack blijkt dat de band het rocken zeker nog niet is verleerd, maar de opgewekte euforie wordt de kop ingedrukt door de nietszeggende intro’s en genoemde ballads met „A Symptom Of Being Human” als absolute dieptepunt. Dit is een prekerige ballad zoals enkel Ame­ri­kaanse bands die maken. Tot slot: het thematisch concept laat zich vanuit de titel makkelijk raden lijkt me. Ook hier geen kandidatuur voor de originaliteitsprijs.