10 maal Eremetaal in oktober 2023
ASINHELL
Impii Hora
(Metal Blade Records)
Stephan Gebédi
90
Volbeat-zanger/gitarist Michael Poulsen heeft al vaker in interviews aangegeven dat hij van death metal houdt en vóór Volbeat heeft hij meerdere albums uitgebracht met zijn death metalband Dominus. Ook bij Volbeat sijpelen (vooral bij het oudere werk) af en toe lekkere death/thrashriffs door, maar zodra ik die vreselijke zang van Poulsen hoor, haak ik meestal meteen af. Bij AsInHell laat hij de zang gelukkig over aan Marc Grewe (ex-Morgoth) en concentreert hij zich op zijn gitaarspel. En hoe! Dat Poulsen lekkere riffs kan schrijven en weet hoe je sterke songs opbouwt, staat buiten kijf en ‘Impii Hora’ is dan ook een heerlijk death metalalbum geworden, dat geregeld raakvlakken met ‘Leprosy’ van Death vertoont en dát album is natuurlijk absoluut geen kattenpis. Luister maar eens naar het vette „Inner Sancticide”. Een nummer als „Island Of Dead Men” heeft dan weer meer een Zweedse, Stockholm-vibe. De lineup wordt gecompleteerd door Raunchy-drummer Morten Toft Hansen die prima werk aflevert. Het niveau op ‘Impii Hora’ ligt negen nummers lang behoorlijk hoog, het tempo blijft er goed inzitten en ook de gitaarsolo’s van Poulsen mogen er zijn. Eén van de beste death metalalbums van dit jaar en wat mij betreft ook één van de grootste verrassingen van 2023 tot nu toe.
BLACKBRIAR
A Dark Euphony
(Nuclear Blast Records)
Laura Waalboer
87
Al vanaf de start van het muzikale avontuur van Blackbriar in 2012 heeft de Nederlandse gothic metalband een heel eigen gezicht. Voornamelijk zwart-wit artwork in dezelfde stijl, vertellende, ingetogen en af en toe onheilspellende zang van – uitsluitend – frontvrouw Zora Cock en ‘dark gothic’ storytelling. Daar worden geen concessies aan gedaan, ook niet nu Blackbriar voor het eerst onder de vleugels van het gerenommeerde Nuclear Blast Records opereert. Knap. En gelukkig hebben ook de songs hun heel eigen stijl behouden, want deze tweede full-length (voorafgegaan door ‘The Cause Of Shipwreck’ uit 2021 en een aantal EP’s en wat losse singles) bevat alle bijzondere kenmerken van zijn voorgangers. Het zestal wordt op ‘The Dark Euphony’ wederom bijgestaan door producer Joost van den Broek. Dat levert elf theatrale songs op die stuk voor stuk kleine muzikale sprookjesvertellingen zijn. Sommige songs („An Unwelcome Guest” en „Crimson Faces”) wat toegankelijker dan andere, hier en daar („Far Distant Land” of „The Evergreen And Weeping Tree”) wat romantischer of meer folkloristisch en in sommige nummers („Cicada” of „Forever And A Day”) hoor je dat er weer een bombastische stap vooruit is gezet. Maar alle vertolkt met de karakteristieke, kraakheldere, af en toe lome en onheilspellende zang van Cock. „My Soul’s Demise” met zijn ingetogen start gaat met een geweldige gitaarsolo nog een paar versnellingen hoger en wordt daarmee onheilspellend in de overtreffende trap. Helaas ontbreekt op ‘A Dark Euphony’ de prachtige single „Fairy The Bog”. Een nummer over ‘het meisje van Yde’, waarin Blackbriar zich een geweldige vrouwelijke, symfonische tegenhanger van Heidevolk toont en daar kan ik geen genoeg van krijgen!
BLACK STONE CHERRY
Screamin’ At The Sky
(Mascot Records)
Stan Novak
85
Black Stone Cherry blijkt het kruit nog niet te hebben verschoten, getuige dit achtste studioalbum. ‘Screamin’ At The Sky’ is zonder twijfel het hardste album dat het viertal uit Kentucky tot dusver op ons losliet. Of het ook het beste is laat ik in het midden, dat is toch vooral een kwestie van smaak en slechte platen hebben ze nooit gemaakt. Wat mij persoonlijk echter aanspreekt is dat de balans ditmaal doorslaat naar knoerharde rockers zonder daarbij het jongensachtige gezicht uit het oog te verliezen. He voor BSS-begrippen bijzonder heavy riffwerk doet door het groovende veelvuldig denken aan dat van Zakk Wylde, maar omdat de band ritmisch de vaart erin houdt klinkt het nergens als een Black Label Society-kloon. Nieuwe bassist Steve Jewell Jr. laat zich meteen gelden middels een aantal dominante en op momenten zelfs militante baslijnen. Luister maar eens naar „The Mess You made”, dat doet denken aan de urgentie zoals we die van een Glenn Hughes kennen. Een handvol songs op dit album kan zich meten met het beste dat de band ooit schreef en een misser kom je niet tegen. Zanger Chris Robinson is andermaal de passie zelve, de felle gitaarsolo’s snijden als een mes door warme boter en de grootse productie doet het sterke materiaal volledig recht aan. Kortom, Black Stone Cherry staat nog steeds als een huis. Steviger dan ooit.
CONQUER DIVIDE
Slow Burn
(Mascot Records)
Liselotte Hegt
82
Acht jaar na het titelloze debuut is Conquer Divide terug met het ijzersterke ‘Slow Burn’. De band, bestaande uit vijf dames afkomstig uit de UK, USA en Canada, wordt geschaard onder metalcore, post-hardcore en alternatieve rock, maar ‘Slow Burn’ heeft ook een toegankelijk pop-karakter. De elf nieuwe tracks zijn helemaal van deze tijd en erg goed gearrangeerd en geproduceerd. De wisselwerking tussen de cleane popvocalen van Kiarely ‘Kia’ Castillo en extreme vocalen van bassist Janel Duarte (beiden uitstekende vocalisten) klinkt te gek en de zangpartijen zijn door de hoge toegankelijkheid de belangrijke leidraad van de nummers. Verder hoor je meer dan alleen muzikaliteit en goed uitgevoerde gitaar-, bas- en drumpartijen. Er huist een industriële rand in diverse nummers en productioneel zijn er elementen en geluiden toegevoegd die de geluidsbeleving verrijken en de muziek een hybride karakter geven. Conquer Divide werkt zelfs met R&B-invloeden zoals in „PRESSURE”, dat verassend en vooral gewaagd is. Het verbaast me trouwens niet dat deze band in 2022 muzikaal heeft samengewerkt met de Duitse sensatie Electric Callboy (ook een hele leuke band!) in de succesvolle single en video „Fuckboi”. Met ‘Slow Burn’ laat Conquer Divide wat mij betreft horen klaar te zijn voor het grotere werk, niet alleen binnen de metalscene, maar vooral ook daarbuiten.
ALICE COOPER
Road
(EarMUSIC)
André Verhuysen
80
Een album van Alice Cooper herken je in één ooropslag. Maar zo herkenbaar als zijn stem en muzikale stijl ook mogen zijn, voorspelbaar of saai is een album van de zelfverklaarde ‘father of fright’ nooit. Als ik goed geteld heb is ‘Road’ inmiddels het negenentwintigste. Het volgt op het pas twee jaar oude ‘Detroit Stories’. Die bijzonder geïnspireerde plaat maakte hij met oud-bandleden van ‘back in the day’. Ditmaal is het weer gewoon zijn oude, vertrouwde touringband waarmee hij de studio is ingedoken. Een groep muzikanten die door het vele touren klinkt als een geoliede machine. Er wordt gedreven en bij vlagen opwindend gemusiceerd. De ritmesectie swingt als een malle en het gitaarwerk spuwt vuur. Op de inmiddels 75-jarige Alice Cooper zelf lijkt de tijd ook maar geen vat te krijgen. Hij klinkt nog exact zo als in de jaren zeventig of eigenlijk beter. Zijn songteksten zijn nog steeds geestig en scherp. Het losse concept van ‘Road’ draait om het leven van een rocknomade. Als iemand gerechtigd is dat verhaal te vertellen is het Alice Cooper wel, de man is immers al bijna zestig jaar min of meer onafgebroken on the road. En omdat het zo goed past in het concept zou het je bijna ontgaan dat het afsluitende „Magic Bus” een cover is, van The Who. Kortom, puike plaat!
KK’S PRIEST
The Sinner Rides Again
(Napalm Records)
Sjak Roks
78
Via het in 2021 verschenen debuutalbum ‘Sermons Of The Sinner’ slaagde gitarist K.K. Downing er in om zijn veelbesproken exit bij Judas Priest achter zich te laten. Mede dankzij de vocale bijdrage van Tim ‘Ripper’ Owens klonk KK’s Priest nagenoeg als zijn oude band ten tijde van ‘Jugulator’ en ‘Demolition’. Ook opvolger ‘The Sinner Rides Again’ doet die tijden herleven. Middels negen nummers bewijst de inmiddels 71-jarige Kenneth dat hij het schrijven van prima riffs zeker nog niet verleerd is. Dat heeft echter niet geresulteerd in positieve uitschieters, maar gelukkig wel in een erg degelijk traditioneel metalalbum met een consistent kwaliteitsniveau. Niet alleen de gitaarriffs en -solo’s zijn het beluisteren meer dan waard, maar ook de vocale bijdrage van Owens is over het algemeen erg indrukwekkend. Nummers als „Strike Of The Viper”, „Hymn 66” en „The Sinner Rides Again” luisteren lekker weg en klinken erg vertrouwd. Alleen „Keeper Of The Graves” wijkt vanwege zijn dreigende begin iets af van het geijkte pad, evenals de ietwat episch aandoende afsluiter „Wash Away Your Sins”. Klein puntje van kritiek is wellicht dat er weinig gevarieerd wordt qua tempo, maar je moet wel een enorme kniesoor zijn om hier over te vallen.
JELUSICK
Follow The Blind Man
(Escape Music)
Diederick RR9660
83
De naam Dino Jelusick (echte achternaam Jelušić) moet iedereen die van hardrock/metal met grootse stemmen houdt inmiddels bekend zijn. Hoewel hij slechts 31 jaar oud is duurt zijn carrière in de spotlights al meer dan een kwart eeuw. De Kroaat staat namelijk vanaf zijn vijfde levensjaar al op het podium en hij verwierf op jonge leeftijd faam door als eerste ukkie ooit het Junior Songfestival te winnen. Inmiddels is hij een metalbekeerling en te horen op klasse-albums van onder meer Stone Leaders, Michael Romeo en het obscure The Ralph. David Coverdale is altijd een belangrijke inspiratiebron voor Jelusick geweest en zijn toetreding tot Whitesnake in 2021 zal de vergelijking met Coverdale alleen maar versterken. ‘Dino’ heeft over de jaren echter wel degelijk een herkenbaar eigen geluid ontwikkeld. Zijn grote bereik en enorme kracht zorgen ervoor dat hij bij veel artiesten op de radar verscheen. Soms gaat dat gepaard met een wat te dik aangezet rauw randje. Het is meteen de enige kritiek op zijn prestatie, want opnieuw maakt de man veel indruk. Zo laat hij in „Acid Rain” achteloos horen dat extreme zangstijlen hem ook prima afgaan en de manier waarop hij varieert met de melodie aan het einde van „Animal Inside” is gewoonweg fantastisch. De stem van Jelusick is trouwens niet de enige traktatie van dit album. Het soleerwerk van de ervaren maar vrij onbekende Ivan Keller is als de slagroom op de taart. Zijn gitaarescapades geven de minst interessante songs van het album namelijk een broodnodige injectie. Niet dat er slechte songs op ‘Follow The Blind Man’ staan, maar enkele, zoals „What I Want” en „The Healer”, zijn net wat te anoniem als je ze afzet tegen de toppers van het album. De band geeft echter zoveel energie (buiten de twee mooie ballads om) dat het geen afbreuk doet aan het geheel. Knap dat de Kroaat met zijn eigen band meteen zo’n hoog niveau weet te halen. Het neemt niet weg dat ik hoop dat hij zijn stem tevens blijft inzetten bij andere kwaliteitsprojecten (of een band als Masterplan, waar hij perfect zou passen).
MOLYBARON
Something Ominous
(InsideOut Music)
Liselotte Hegt
80
‘Something Omnious’ is het derde album van de Parijse progrockband Molybaron met aan het roer de van oorsprong Ierse zanger/gitarist Gary Kelly. Molybaron klinkt stevig en modern en is duidelijk groovegericht, maar is muzikaal ook een wat ongrijpbaar kwartet. Wat meteen ook een belangrijke troef is. De band wordt vergeleken met bijvoorbeeld Shinedown en dat hoor je meteen in het titelnummer dat de plaat opent. Er waait een andere wind in het tweede nummer „Set Alight”, want over de beukende drumslagen, beweegt zich namelijk naar hiphop neigende zang en het is even later smullen met een sierlijke gitaarsolo. De songs op ‘Something Omnious’ ontladen ritmische onrust, felheid, knarsende baspartijen en modern klinkende, scherp gerande gitaarriffs. Maar dan daalt ineens een aangename rust neer in „Breakdown”, met daarin een mooie, slepende gitaarsolo. Andere verassende tracks zijn „Dead On Arrival”, met een eigenzinnig en episch karakter en „Reality Show”, dat een fraaie opbouw en sfeerverschuivingen heeft. Een ander sterk punt aan dit album is trouwens het vette gitaarwerk en de vele glooiende, metalgeoriënteerde solo’s. En hoewel Kelly een stem heeft waar je aan moet wennen, klopt het plaatje na meerdere luisterbeurten uiteindelijk wel.
NOVERIA
The Gates Of The Underworld
(Scarlet Records)
Metal Mike
90
Hou je van snelle, progressieve metal in de stijl van het solowerk van Michael Romeo (Symphony X) of DGM, dan is Noveria dé band voor jou. ‘Risen’ (2014), ‘Forsaken’ (2016) en ‘Aequilibrium’ (2019) waren al fantastische albums en ook dit vierde werkje is weer een knaller van jewelste. Het vorige album werd geproduceerd door Noveria’s gitarist Francesco Mattei, maar voor dit album zijn ze weer teruggekeerd bij DGM-gitarist Simone Mularoni, die de eerste twee albums ook al onder zijn hoede had. Dat de muziek van Noveria hierdoor veel raakvlakken heeft met DGM is niet de enige reden. Bassist Andrea Arcangeli speelt namelijk bij beide formaties. Francesco Corigliano is een uitstekende zanger, maar het is vooral genieten van de heerlijke duels die toetsenist Julien Spreutels en Francesco Mattei met elkaar uitvechten, ondersteund door een vet hakkende Davide Calabretta. Het dik twaalf minuten durende titelnummer en „Venom” steken boven het hoge gemiddelde uit, maar ook „Descent” met een gastbijdrage van zanger Fabio Lione, bekend van Angra en Rhapsody Of Fire draait lekker weg. Noveria heeft een uitstekend album afgeleverd in een maand die voor progmetalfans sowieso niet kapot kan met releases van TesseracT, Jelusick, Molybaron en Mercenary.
TIMECHILD
Blossom & Plaque
(Mighty Music)
Stan Novak
85
‘Voor liefhebbers van hardrock met wortels in de jaren zeventig, overgoten met smaakvolle folkklanken en fraai melodieus gitaarwerk is Timechild uit Kopenhagen een interessante nieuwe band’. Met deze lovende tekst luidde ik twee jaar geleden de recensie van debuutplaat ‘And Yet It Moves’ in. Op dit tweede album trekt het Deens viertal de voortvarende lijn die het uitzette moeiteloos voort. ‘Blossom & Plaque’ heeft daardoor het nodige te bieden. De acht songs staan garant voor melodieuze, avontuurlijke en met progressieve elementen doorspekte hardrock. Avontuurlijk in die zin dat je nooit weet wat nu weer om de hoek loert, al stoeit het viertal zeker niet met de wetten der logica. Het dubbelloops gitaarwerk en het doordachte karakter doen nog het meest denken aan Iron Maiden ten tijde van ‘Seventh Son Of A Seventh Son’. Steve Harris zou zo met een aantal ideeën aan de haal willen gaan. Instrumentaal top, overtuigend gezongen en de zeer bekwame Soren Andersen tekende andermaal voor de fraaie productie. Hoogste tijd nu om deze smaakmaker live aan het werk te kunnen gaan aanschouwen.