10xEremetaal December 2012

10xEremetaal in December 2012

 

 

…AND YOU WILL KNOW US BY THE TRAIL OF DEAD

Lost Songs

(InsideOut/EMI)
Robert Haagsma
82

De band met de prachtige naam slaagt er al jaren in wat lang voor onmogelijk gehouden werd: het combineren van de grandeur van progressieve rock met de power van punk. Alom werd ‘Source Tags & Codes’ uit 2002 gezien als het album waar die twee elementen elkaar optimaal versterkten. Op latere albums leken de goede bedoelingen wel eens te bezwijken onder alle pretenties. Al bij de eerste keer luisteren naar ‘Lost Songs’ wordt duidelijk dat \u2026.And You Will Know Us By The Trail Of Dead zich spectaculair hervonden heeft. Tekstueel komt de band scherp uit de hoek. Er wordt aan de ene kant gekeken naar de crises in de wereld, zoals die op dit moment in Syrië. Tegelijkertijd stelt de band vast dat de muziekwereld daar geen enkel antwoord op heeft. Die apathie wordt scherp op de korrel genomen. Het is een aanklacht die ondersteund wordt met vitale muziek. ”Up Into Infinity“ springt er uit, vooral omdat er heerlijk in gedrumd wordt. Een ander prijsnummer is ”Pinhole Camera’s“, waar de twee werelden die in Trail Of Dead huizen goed aan bod komen. Een mooi, stil intermezzo blijft overeind tussen twee boekensteunen in de vorm van keiharde punkachtige erupties. Eerdere albums bevatten nogal eens epische stukken. ‘Lost Songs’ staat vol afgemeten songs, zoals ”Catatonic“. Kort en fel, zoals dat past bij de strekking van de plaat. Een indrukwekkende spiegel van deze tijd.


BLOOD OF THE SUN

Burning On The Winds Of Desire

(Listenable/Suburban)
Stan Novak
80

Blood Of The Sun is een muzikantencarrousel met twee vaste waardes: drummer Henry Vasquez (Saint Vitus) en toetsenist Dave Gryder (Storm At Sunrise). De band is opgericht in 2002 en ‘Burning On The Winds Of Desire’ is alweer het vierde werkstuk. De meest gerenommeerde muzikant die door de jaren heen de revue passeerde was Derek St. Holmes. Wie bekend is met diens werk zal zich een goed beeld kunnen vormen van de muziek; de jaren zeventig staan namelijk centraal en de opzwepende, bluesy hardrock wordt gekenmerkt door een lava aan Hammond- en gitaarklanken. Vaak hoor je ze apart, soms samen, maar het vormt een harmonieus huwelijk. Liefhebbers van Purple en Heep zullen watertanden, want dit zijn bepaald geen knoeilappen. De alwetende zal gitarist Rusty Burns wellicht herkennen van het schromelijk ondergewaardeerde Point Blank. En de volbloedzang van John O’Daniel (inderdaad, ook van Point Blank) is af en toe op het randje, maar is feitelijk precies dat waar deze gierende classic rock om vraagt. Het zorgt voor een sfeervol en aandoenlijk plaatje, gemaakt door en voor echte liefhebbers.


DESTRUCTION

Spiritual Genocid

(Nuclear Blast/PIAS)
Stephan Gebédi
80

Nadat Kreator eerder dit jaar al toesloeg met een ware mokerslag in de vorm van ‘Phantom Antichrist’, is het nu de beurt aan Destruction om te laten zien waartoe het na een dertigjarige carrière nog in staat is. ”Cyanide“ is alvast een van de betere nummers die de band de afgelopen jaren heeft geschreven. Het is snel en fel, maar roept desondanks geen herinneringen op aan klassieke albums als ‘Infernal Overkill’ en ‘Eternal Devastation’. Daarvoor is er iets te veel samenzang en klinkt het allemaal net iets te opgewekt. Het titelnummer en het iets mindere ”Renegades“ doen dan weer meer denken aan het experimentele ‘Release From Agony’. Dit alles geeft al aan dat ‘Spiritual Genocide’ een zeer gevarieerde plaat is geworden. De productie is gelukkig weer een stuk natuurlijker en organischer dan op de beide voorgangers. Nummers die verder opvallen zijn het sterke ”City Of Doom“, waarin de band ook op tekstueel vlak weet te overtuigen en ”Legacy Of The Past“. De tekst van dat nummer bestaat gedeeltelijk uit titels van thrashklassiekers en Schmier deelt hier de vocalen met Tom Angelripper van Sodom en Gerre van Tankard. De enige die jammer genoeg ontbreekt is Mille van Kreator. ‘Spiritual Genocide’ is een van de betere albums die Destruction sinds Schmiers terugkomst heeft gemaakt. De impact die de eerste Destruction-platen op de metalscene hadden is voltooid verleden tijd, maar het trio onderstreept met deze plaat andermaal dat Destruction nog steeds een relevante band is.


DUNDERBEIST

Songs Of The Buried

(Indie Recordings/Suburban)
Robert Haagsma
80

Na een paar EP’s in de eigen taal debuteerde het Noorse Dunderbeist vorig jaar met een album in het Engels. Een stap die werd ingegeven door de internationale ambities. Geef ze eens ongelijk. De band maakte meteen veel indruk met ‘Black Arts And Crooked Tails’, vooral vanwege de werkelijk krankzinnige mix aan stijlen en het gemak waarmee alles uitgevoerd werd. Het is ook de grote charme van ‘Songs Of The Buried’. Toch is er ook een groot verschil. Terwijl op ouder werk nogal eens speels geciteerd werd uit bestaande muziek, van Sting tot lokale black metalbands, staat ‘Songs Of The Buried’ vol eigen materiaal. Wat bleef is de overrompelende hoeveelheid stijlen die voorbijstuitert. Akoestische passages, razendsnelle metal, elementen uit de nu-metal en klassieke hardrock; niets is de band te dol. Dunderbeist beschikt over twee zangers, die er gezamenlijk prima in slagen om de bonte muziek de baas te blijven. In interviews haalde de band Faith No More vaak als bron van inspiratie aan. Dat is te horen. Al is Dunderbeist een stuk steviger, de ironische, tegendraadse aanpak – luister bijvoorbeeld eens naar ”Four Of The Seven“ – is absoluut een punt van overeenkomst. Een bijzondere band, die ook met deze belangrijke tweede plaat bewondering afdwingt.


JIMI JAMISON

Never Too Late

(Frontiers/Rough Trade)
Maarten van Mameren
90

Op zijn vorige soloplaat werd Jimi Jamison gekoppeld aan zijn voormalige Survivor-collega Jim Peterik, die verantwoordelijk was voor songwriting, productie en een gedeelte van de instrumentatie. Ditmaal is die rol weggelegd voor Erik Martensson (o.a. Eclipse, W.E.T. en Toby Hitchcock). Dat heeft geresulteerd in een AOR-album dat voor een deel doet terugdenken aan de stevigste plaat van Survivor waarop Jamison te horen was: ‘Too Hot To Sleep’. Glorieuze rockers als ”Everybody’s Got A Broken Heart“ en ”The Great Unknown“, de midtempo-songs ”Never Too Late“ en ”I Can’t Turn Back“ en de ballad ”The Air I Breathe“ bevatten allemaal een sterke Survivor-vibe. Enkele andere nummers zijn qua stijl wat anoniemer, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de uiterst herkenbare vocalen van Jamison. Hij behoort wat mij betreft nog steeds tot de beste zangers in het genre, zoals hij in de hartverscheurende ballad ”Heaven Call Your Name“ overduidelijk bewijst. De man revancheert zich ten opzichte van enkele teleurstellende releases in het recente verleden (‘Kimball Jamison’, ‘One Man’s Trash’) en verslaat ook ‘Crossroads Moment’ op punten omdat laatstgenoemde plaat een paar nummers te veel bevatte. Met zijn elf tracks houdt ‘Never Too Late’ de spanning er gedurende de volledige speelduur in.


THE LAST VEGAS

Bad Decisions

(AFM/Rock Inc./Bertus)
Renée van der Ster
70

Soms is een bandnaam treffend. Zó treffend dat het eigenlijk net iets te veel verklapt. Zoals in het geval van The Last Vegas. De classic glamrock met een vleugje sleaze van deze band klinkt eigenlijk net zo flauw als de bandnaam. Zeker wanneer je je bedenkt dat de band al behoorlijk wat jaren, optredens en schijfjes achter de rug heeft. Die jarenlange ervaring is wel degelijk terug te horen in de compositorische aanpak van de band, maar desondanks blijft dit vijfde album op zeventig punten steken. The Last Vegas is namelijk niet beter of slechter dan ontelbare andere bands die de muziek van heldengezelschappen als Lynyrd Skynyrd, Mötley Crüe, Guns N’ Roses, Aerosmith en Bon Jovi recyclen of botweg hergebruiken. The Last Vegas maakt kwalitatief prima (hard)rock, maar het ontbreekt de band helaas aan eigen inbreng.


A LIFE ONCE LOST

Ecstatic Trance

(Season Of Mist/Bertus)
Rudi Engel
88

Ik moet eerlijk bekennen dat ik binnensmonds vloekte toen ik de nieuwe A Life Once Lost op mijn bord geschoven kreeg. Ik kende immers nog dat vervelende, nerveuse, chaotische metalcorebandje ten tijde van ‘Hunter’ (2005). Mijn verrassing was dan ook groot toen ik ‘Ecstatic Trance’ voor het eerst beluisterde. Want wat blijkt: het trio uit Philadelphia is op zijn vijfde album uitgegroeid tot een dijk van een groovende metalband. Sterker nog: ‘Ecstatic Trance’ is letterlijk van de eerste tot de laatste seconde belachelijk goed! Dankzij de open productie hoor je – vooral via de koptelefoon – op prachtige wijze hoe ingenieus de nummers in elkaar steken. Over een tapijt van door elkaar gevlochten groovende riffs en drums janken constant uitdagende gitaarpartijen dwars tegen de stroom in, terwijl Robert Meadows het geheel afdekt met zijn imposante schreeuwpartijen. Doordat er geen moment met dit recept wordt geknoeid, liggen de nummers dicht bij elkaar. Wat niet wil zeggen dat ‘Ecstatic Trance’ eentonig is; de nummers zijn van zichzelf uitdagend genoeg om je luisterbeurt na luisterbeurt zoet te houden. Een van de beste nummers is ”Madness Is God“, dat niet alleen muzikaal van imponerend niveau is (inclusief gave, uitgerekte gitaarsolo), maar waarvan je de dreunende vocalen ook al direct meescandeert: ‘I! Exist! As I am! That is enough!’ Of neem het schitterend opgebouwde ”People Stare“, dat je in amper vier minuten dieper met zich meesleurt dan de meeste bands in tien minuten nog niet voor elkaar krijgen. Dat het album dan ook nog eens wordt afgesloten met een Killing Joke-cover (”Asteroid“) die zowaar rechtdoet aan de grootmachten, bewijst dat A Life Once Lost volwassen is geworden. En hoe!


THE MOOR

Year Of The Hunger

(Lion Music/Bertus)
Bastiaan Tuenter
84

Overduidelijk zijn deze Venetianen gecharmeerd van Opeth. Kijk maar naar de naam, het logo, en de hoes van ‘Year Of The Hunger – die vergelijkbaar is met die van ‘Heritage’. Op ”The Others“ is de invloed van de Zweedse grootmacht ook duidelijk hóórbaar. De composities, het riffwerk en de grunts zijn alsof ze voor de spiegel staan. Hetzelfde geldt voor de rustieke jazzsolootjes en de verwoestende death metaluitbarsting in opener ”Hyperunanium“. Toch zou het jammer zijn om de heren hier op af te rekenen, want ze zijn simpelweg te goed om te negeren. The Moor is klassieker van opzet, losser in de polsen, en minder zwaar op de maag. Het is niet alleen maar Opeth wat de klok slaat, maar ook een beetje Anathema en Katatonia. Zanger Enrico Longhin is niet zoals Akerfeldt uit de multitalentenboom gevallen, maar moet het meer van functionele zang en charme hebben. Longhin zingt voornamelijk clean. Zijn stemgeluid klinkt op het eerste gehoor onwenning, maar blijkt na verloop van tijd uitstekend bij de muziek te passen, wat ook te danken is aan de intrigerende en aanstekelijke partijen. De band, die al op een uitstekend niveau zit, schaaft hoorbaar aan de eigen sound en stijl. In de instrumentale titeltrack, een ongemeen spannende compositie met goed gitaarwerk en een schitterende sfeer, is daar een goed voorbeeld van. Een ander hoogtepunt is ”The Road“, dat met afstand het meeste eigen identiteit bevat. De song rockt en groovet meer, en excelleert met name in het Amerikaanse aandoende refrein. Al met al zoekt The Moor nog te veel hun grote evenbeeld op, maar bovenal bezit het de kracht om te overtuigen, overrompelen, intrigeren en soms sfeervol en dromerig te klinken. The Moor is on-Italiaans goed.


A PERFECT DAY

A Perfect Day

(Frontiers/Rough Trade)
Ron Willemsen
75

A Perfect Day is eigenlijk het Italiaanse Labyrinth, dat in plaats van power metal nu melodieuze metal maakt. Gitarist Andrea Cantarelli had de behoefte om iets anders te doen en met hulp van zijn bandgenoten Roberto Tiranti (zang) en Allesandro Bissa (drums) kwam hij tot tien modern klinkende hardrocknummers die fans van Alter Bridge en Stone Sour zouden kunnen aanspreken. Het titelnummer is catchy en simpel, ”Now And Forever“ herbergt zelfs nu-metalinvloeden en ”Long Road To Ruin“ is een mooie ballad, hoewel Tiranti wel wat moeite heeft met de hoge noten. ”Alone And Free (Rockblind)“ is gebouwd rond een vette riff, maar blijft altijd melodieus. Er is ruimte voor bombast in ”Silent Cry“ en power en snelheid in ”Waiting On The Edge“. Het afsluitende ”We Only Can Say Goodbye“ is het meest pakkende nummer, vanwege de goede zanglijnen en bijna poppy melodie. Al met al een afwisselende, toegankelijke plaat en dus een goed idee van de drie Labyrinth-mannen.


SPEAKING TO STONES

Elements

(Lion Music/Bertus)
Patrick Lamberts
73

Een goede progressieve metalband onderscheidt zich van de mindere door enige cohesie in al het technische geweld te creëren. Speaking To Stones doet dat aardig op zijn tweede plaat, ‘Elements’. Soms hadden de nummers echter minder op en neer mogen stuiteren en de vurige gitaarlicks beter gedoseerd kunnen worden. Je hersenen krijgen namelijk wel heel veel informatie te verwerken gedurende de vijf uitgesponnen tracks. De Toto-achtige koortjes en het Chapmanstickspel van bassist Greg Putnam in ”Water“ zorgen voor wat rust, maar verder geeft dit zestal het liefst vol gas. Het intro van ”Wind“ is een typisch voorbeeld van een doorslaand enthousiasme. Leuk dat de basgitaar goed te horen is, maar Putnam lijkt daar even op een eigen eilandje te spelen. Het drumwerk van Mark Zonder (Fates Warning) vind ik van het instrumentarium het smaakvolst gepresenteerd. Ook de loepzuivere zang van Andy Engberg verdient complimenten. Zijn soepele stembanden zijn een goede match met de dynamische composities. ‘Elements’ is vooral aan te raden voor degenen die (nog) een Dream Theater/Seventh Wonder-kloon kunnen verteren.