10x9xEremetaal in Oktober 2012
Omdat er deze maand een gedeelde 1ste plaats en dus een dubbele CD van de Maand, is de Eremetaal nu beperkt tot 9 schijven, maar wat voor schijven!
- AS I LAY DYING
- BETWEEN THE BURIED AND ME
- ENSLAVED
- DANKO JONES
- LYNYRD SKYNYRD
- PAPA ROACH
- RIVAL SONS
- STEALING AXION
- WITCHCRAFT
AS I LAY DYING
Awakened
Metal Blade/Rough Trade
Wouter Dielesen
82
De cover van het punknummer ”Coffee Mug“ (Descendents) op het vorig jaar verschenen compilatiealbum ‘Decas’ was een voorbode van de samenwerking tussen As I Lay Dying en producer en Descendents-drummer Bill Stevenson. Voor het eerst in zijn twaalfjarige carrière geeft de metalcoreband uit San Diego hiermee de productionele teugels volledig uit handen. Voor de vijf voorgaande langspelers tekende zanger Tim Lambesis of studio-collega Daniel Castleman, al dan niet bijgestaan door Adam Dutkiewicz (Killswitch Engage, Times Of Grace). Dat de krachtenbundeling met Stevenson geen draai naar hardcore of punkrock heeft betekend, maakt de groep direct duidelijk in de eerste tien verwoestende seconden van openingssong ”Cauterize“. As I Lay Dying beroept zich op de metalcoreformule waar de heren groot geworden mee zijn. Die bestaat meer dan ooit uit een uitgekiende mix van brute metalstukken, melodieuze wendingen en pakkende refreinen met cleane vocalen van bassist Josh Gilbert. Dat hoor je in single ”A Greater Foundation“, het van knap gitaarwerk voorziene ”Wasted Words“, het met Annihilator-riffs en mitrailleurritmes uitgevoerde ”Defender“ en ”Whispering Silence“, dat veruit het zwaarste einde van de elf tracks bevat. Als sterkste troeven gelden de vaardigheden om memorabele songs te schrijven en om dynamiek toe te passen zonder zich over te geven aan obligate breakdowns. As I Lay Dying was al een van de interessantste spelers in de metalcorescene, met ‘Awakened’ laten de heren de concurrentie opnieuw achter zich, zonder zich daarbij binnenstebuiten te hoeven keren.
BETWEEN THE BURIED AND ME
The Parallax II: Future Sequence
Metal Blade/Rough Trade
Henri Serton
95
Between The Buried And Me bestaat dit jaar twaalf jaar. In die tijd hebben de heren zes albums en een EP uitgebracht die een scala aan muzikale stijlen omvatten. Bij Between The Buried And Me kan je dus met recht telkens benieuwd zijn naar waar het nu weer mee op de proppen komt. De band speelt een eclectische mix van stijlen, zonder daarbij gehinderd te worden door hokjesdenken. Zo horen we op dit album op bepaalde momenten rock-’n-roll, jazz, blues, progmetal, symfonische rock, technische death metal en nog een paar genres die moeilijk te benoemen zijn voorbijkomen. Zanger Tommy Giles Rogers heeft een prima grunt, maar ook een puike cleane stem, waarmee hij soms zelfs een beetje doet denken Jon Anderson van Yes. Het briljante van Between The Buried And Me is dat het van al die verschillende invloeden ook nog een coherent geheel weet te maken. Menig band vliegt bij een dergelijke ambitieuze mix van stijlen gierend uit de bocht, maar Between The Buried And Me lijkt het zelfs met speels gemak te doen. Het kan dan ook niet anders of je wordt gegrepen door deze geniale plaat. Wat een spelplezier, wat een passie en wat een instrumentbeheersing! Ik zou een artikel van vijf pagina’s over deze plaat kunnen schrijven. Over hoe sommige stukken aan de jaren zeventig refereren, of over hoe je het ene moment tot tranen geroerd word door een geweldig symfonisch stuk met heerlijk ijle zang om het volgende moment te worden geconfronteerd met het brute geweld van pure death metal. Dit is geen muziek meer, dit is kunst!
ENSLAVED
RIITIIR
Nuclear Blast/PIAS
Robert Haagsma
80
Het nummer ”Roots Of The Mountain“ begint snoeihard. Grutle Kjellson kermt als een varken dat het slachthuis in het oog krijgt. Plotseling slaat de muziek om. Alsof de zon doorbreekt, neemt het nummer een melodieuze wending. Het gevoel van bevrijding is compleet wanneer de werkelijk prachtige, cleane zang van Herbrand Larsen opklinkt. Het zijn de momenten waarop Enslaved laat horen waar het de grote status aan verdient. Zoals bekend begon Enslaved in de vroege jaren negentig als een pure black metalband. In de loop der jaren doemden steeds meer progressieve invloeden op. Het opvallend getitelde ‘RIITIIR’ is een logisch vervolg op die ontwikkeling. Op het hele album liggen de black metalwortels nog bloot. De muziek is bij vlagen hard, snel en agressief. De zeggingskracht daarvan wordt alleen maar vergroot door die combinatie met melodieuze klanken en zangpartijen. Een ander hoogtepunt op het album is het afsluitende ”Forsaken“. Het nummer duurt ruim elf minuten, maar blijft de volle lengte boeien dankzij de verrassende wendingen, mysterieuze klanken en de opnieuw allesverschroeiende zang van Kjellson. Wat een power zit er in die stembanden! Ook hier maakt Enslaved indruk met enkele delicate melodieuze passages. Enslaved blijft zich ontwikkelen, dat maakt ‘RIITIIR’ duidelijk. Creativiteit lijkt, ook na meer dan twintig jaar, nog altijd de belangrijkste drijfveer van de groep. Dat levert altijd de mooiste muziek op.
DANKO JONES
Rock And Roll Is Black And Blue
Bad Taste/Suburban
Stan Novak
75
Bijster veel is er op muzikaal vlak niet gebeurd in het Danko Jones-kamp sinds pakweg tien jaar geleden het vurige debuut ‘Born A Lion’ verscheen. De platen die sindsdien uitkwamen waren vrij inwisselbaar en het zijn dan ook de onstuimige optredens waar Jones het primair van moet hebben. Want op het podium wint zijn elementaire muziek aan karakter door de uitbundige presentatie. Jones is vooral daardoor een blijvertje gebleken, al is het miljoenensucces vooralsnog niet aan hem besteed. Dat zal ook niet snel gaan veranderen. Muzikaal worden dezelfde muzikale vaatjes aangetapt. Jaren-zeventig-hardrock vormt nog steeds een belangrijke basis. Zo hoor je flarden Led Zeppelin voorbijkomen in ”You Wear Me Down“ en lijkt ”Legs“ gemodelleerd naar Joan Jetts one-hit-wonder (inclusief stupide tekst). Meest opvallende song en wellicht daardoor verkozen tot albumopener is ”Terrified“, waarin Jones de werelden van Foo Fighters en Queens Of The Stone Age samensmeedt, inclusief zwoele ondertoon in de zang. Het levert een kleurrijke, catchy rocksong op met zowaar hitpotentie. In ”Always Away“ wordt het trucje later nog eens dunnetjes herhaald, maar met beduidend minder succes. Maar ook op het punky element wordt doorgeborduurd, zoals goed te horen in het vrijblijvende ”Type Of Girl“. En in rechttoe rechtaan tracks als ”Get Up“ en ”Conceited“ horen we de Jones van het debuut terug. Al met al klinkt deze zesde van Jones gevarieerd en bevlogen genoeg om opnieuw garant te staan voor een verantwoord rondje aarde.
LYNYRD SKYNYRD
Last Of A Dyin’ Breed
Roadrunner/CNR
Stan Novak
80
Een veelzeggende albumtitel voor een veelzeggende band. De band wiens geschiedenis zo veel heroïsche tragiek kent gaat op deze dertiende studioplaat onverdroten voort. Van de oermuzikanten is enkel Gary Rossington nog over, al mag collega snarenplukker Rickey Medlocke best ook tot de oude garde worden gerekend. De man die als zanger/gitarist furore maakte met Blackfoot was in de vroege dagen immers drummer van Skynyrd. Inmiddels is hij alweer een jaar of vijftien lid van de grootste en meest invloedrijke southern rockband aller tijden. Dat invloedrijke is voor het overgrote deel toe te schrijven aan de eerste vier platen, die midden jaren zeventig verschenen in de klassieke line-up die in 1977 betrokken raakte bij het dramatische vliegtuigongeluk waarbij twee bandleden en enkele crewleden het leven lieten. Sinds de comeback begin jaren negentig is de band non-stop in de running geweest, en om de paar jaar verschijnt er wel een nieuwe studioplaat. Aan populariteit heeft de band ook in 2012 nog steeds geen gebrek. Zo was het gezelschap dit jaar prominent aanwezig op het Franse Hellfest. Het in het afgelopen decennium heengaan van diverse prominente bandleden heeft Rossington en co er echter niet onder gekregen. Het overtuigende voorgaande album ‘God & Guns’ maakte dat al duidelijk, een boodschap die met ‘Last Of A Dyin’ Breed’ eens te meer wordt benadrukt. De Motörhead van de southern rock bedient zijn fanschare wederom op de wenken. De thematiek is onveranderd: een flinke scheut melancholie en levensecht melodrama, verpakt in warmbloedige normen-en-waardensongs. Song die doorgaans smaakvol rocken, ook nu weer voornamelijk in midtempo, maar die ook geregeld vragen om een kampvuur. Precies zoals we dat al jaren gewend zijn. Een uitstervend ras? Wie dermate overtuigend weet te eindigen (”Honey Hole“ en ”Start Living Life Again“) lijkt nog een hele toekomst voor zich te hebben.
PAPA ROACH
The Connection
Eleven Seven/EMI
Robert Haagsma
78
Een nieuw trauma, een nieuwe plaat. Terwijl Jacoby Shaddix op eerdere albums zijn frustraties over een slechte jeugd of zijn worsteling met drank en dope uitkotste, staat nu het stukgelopen huwelijk met zijn highschool sweetheart centraal. Zijn tumultueuze relatie vormde trouwens al vaker de basis voor een songtekst, maar de recente scheiding werd door de band verheven tot thema van het werkstuk. De zielenpijn van de zanger geeft ‘The Connection’ een ruwe rand die het album hard nodig heeft. In songs als ”Wish You Never Met Me“, ”Give Me Back My Life“ en ”Leader Of The Broken Hearts“ keert Shaddix zich binnenstebuiten alsof hij bij zijn psychiater op de sofa ligt. Zoals je elders in dit blad kunt lezen, heeft Papa Roach voor een muzikale koers gekozen die een soort samenvatting van alle doorlopen stijlen tot nu toe is. Hier en daar duikt dan ook een voorzichtige hiphopbeat op. Opvallend is de grote rol voor elektronica. De stuwende ritmen van songs als ”Give Me Back My Life“ en ”Before I Die“ zijn geïnspireerd door de dance, zo lijkt het. Soms klinkt het allemaal weg erg gelikt, maar net als de balans te ver door lijkt te slaan, is Shaddix er met zijn hartverscheurende zang.
RIVAL SONS
Head Down
Earache/EMI
Stan Novak
92
Zelden heb ik meer naar een album uitgekeken als naar deze derde van Rival Sons. Het debuut ‘Before The Fire’ uit 2009 is aan me voorbijgegaan, maar ‘Pressure & Time’ was verleden jaar een weergaloze binnenkomer en beide malen dat ik het viertal uit Los Angeles live aan het werk zag zorgde dat voor memorabele momenten. Verantwoordelijk voor dat laatste is hoofdzakelijk zanger Jay Buchanan, die op het podium zijn gelijke niet kent. Een ware revelatie die, ik schreef het al eerder, het beste van Robert Plant, Jim Morrison en Janis Joplin laat samenvloeien. Op het vorige album lag zijn prestatie nog redelijk in lijn met die van zijn collega’s, maar op ‘Head Down’ komt hij volledig tot wasdom. Muzikaal gezien valt ‘Head Down’ bluesier, rauwer en experimenteler uit dan zijn voorganger en dat is een goede zaak. Ditmaal zijn het beduidend minder hapklare brokken, maar de aandachtige luisteraar wordt royaal beloond. Productietechnisch heeft de band een prima balans gevonden; enerzijds klinkt het warm en live, maar de verfijnde mix zorgt, mede door het gedoseerde gebruik van geluidseffecten en spacey sounds, ook voor een hedendaags klankje. Hart van de plaat vormt het prachtige ”Jordan“, maar de manier waarop gitarist Scott Holiday in het acht minuten durende ”Manifest Destiny Pt.1“ Buchanan helemaal doet vergeten is al even indrukwekkend. In allerbeste Led Zeppelin-traditie weet het viertal hier als collectief te culmineren. Was ‘Pressure & Time’ in een zucht en een vloek voorbij, ‘Head Down’ klokt met 55 minuten bijna twee maal zo lang. En net als je denkt de grens van emoties te hebben bereikt, komt het ceremoniële ”True“ voorbij, waar menig Jeff Buckley-fan een traantje bij kan wegpinken. Zoals gezegd, Jay Buchanan is een fenomeen. Rival Sons weet de hoge verwachtingen (compositorisch, muzikaal vakmanschap, variatie, productie) volledig in te lossen. Dit hadden de grote voorbeelden veertig jaar geleden echt niet beter gekund. Het zorgt volkomen terecht eindelijk weer eens voor een score van boven de 90. Uitzonderlijk!
STEALING AXION
Moments
InsideOut/EMI
Robert Haagsma 78
Stealing Axion werd in 2009 opgericht en wist een jaar later indruk te maken met een eerste EP. De afgelopen jaren werd dan ook reikhalzend uitgekeken naar het eerste echte album van deze Amerikaanse formatie. Dat arriveert in de vorm van ‘Moments’. Stealing Axion is een groep die zich beweegt in het als maar populairder wordende progressieve metalgenre. In het tijdsbestek van liefst 77 minuten wordt de luisteraar bestookt met een bombardement van solo’s, tempowisselingen, tegendraadse akkoorden en nog veel meer. Het is ook een band van uitersten. De harde, machinale stukken refereren aan het werk van Textures en Meshuggah. Op meer melodieuze momenten doemt de naam van Dream Theater op. Het is een extreme variatie die ook terug te horen is in de zang. Diep gegrom wordt afgewisseld met loepzuivere koortjes en solopartijen. Het gitaarspel van Dan Forbrich en Josh DeShazo, die beiden ook een deel van de zang voor hun rekening nemen, is de grote attractie van de CD. Ze vuren spijkerharde akkoorden af, maar blinken ook uit in ijl, subtiel spel. ‘Moments’ heeft veel te bieden. Iets té veel. Het is in dat opzicht echt een debuut, waarop de band in één keer alles wil laten horen wat het in huis heeft. Wanneer er iets meer gedoseerd wordt, zal de kwaliteit alleen maar hoger worden. Tot het zover is, is ‘Moments’ vooral een veelbelovend
debuut.
WITCHCRAFT
Legend
Nuclear Blast/PIAS
Robert Haagsma
85
Het is vijf jaar geleden dat de Zweedse band een volwaardig album afleverde. In die periode is veel veranderd. Witchcraft verruilde het label Rise Above, waar het onder leiding van mentor Lee Dorrian doorbrak, voor Nuclear Blast. Een groot deel van de bezetting veranderde. Ondertussen besloot Magnus Pelander, de baas van de band, zijn gitaar aan de wilgen te hangen om zich volledig op de zang te kunnen concentreren. Toch heeft het geen grote gevolgen voor het geluid van de band gehad. In songs als ”Deconstruction“, ”Flag Of Hate“ en ”An Alternative To Freedom“ worden nog altijd odes gebracht aan doom metal uit een ver verleden. Alleen de accenten liggen net wat anders. Voorheen was het spel van de band lichtvoetig, bijna weifelend. Op ‘Legend’ klinkt de band robuuster, bij vlagen als Black Sabbath in het Dio-tijdperk. Het vierde album van Witchcraft is vooral een feest der herkenning. De galmende vocalen van Pelander zijn nog altijd enorm herkenbaar. Het klinkt allemaal net wat zelfverzekerder, meer volwassen. ‘Legend’ sluit af met het ruim twaalf minuten durende ”Dead End“, een Led Zeppelin-achtige jam anno 1971, waarin zowel de band als de zanger zich volledig laten gaan.