10xEremetaal in Oktober 2014
- AMPLIFIER
- JOE BONAMASSA
- EVERGREY
- GODSMACK
- THE HAUNTED
- SHAMAN’S HARVEST
- SLASH
- STRIKER
- THE TEA PARTY
- WOLF
AMPLIFIER
Mystoria
(Superball/Universal)
Robert Haagsma
80
De mannen van Amplifier zijn meesters van het understatement. De muziek die het Britse gezelschap maakt is vaak zwaar, donker en onheilspellend. Zowel de zang als de gitaarakkoorden klinken echter altijd ingehouden, waardoor de Black Sabbath-achtige logheid ook de psychedelische speelsheid krijgt van een Oceansize of oude Pink Floyd. De vaak fluweelzachte meerstemmige zang zorgt voor nog meer subtiliteit. Het zijn ingrediënten die het afgelopen decennium al vier albums lang voor prachtige muziek zorgden. ‘Mystoria’ kluistert mij opnieuw aan de luidsprekers. De hypnotiserende akkoorden en ritmen zijn er nog steeds, maar ze worden nog meer dan voorheen aangevuld met avontuurlijke keyboardpartijen en andere elektronica. Songs als „Open Up” en „OMG” zitten vol solo’s, zowel op bas als gitaar, waarvan de schoonheid zich soms pas na een paar keer luisteren openbaart. ‘Mystoria’ is daarnaast zo’n album gemaakt door een band die niet snel wil scoren, maar met liefde voortbouwt aan een prachtig oeuvre. Het nieuwe album is wat dat betreft een absolute aanwinst.
JOE BONAMASSA
Different Shades Of Blue
(Provoque/Bertus)
Stan Novak
81
In 2013 deed Joe Bonamassa het qua opnemen van nieuwe muziek rustig aan. Dat stelde de bezig bij in staat een nieuw album met louter eigen werk te pennen. Wat dat betreft is ‘Different Shades Of Blue’ een unicum in ‘s mans carrière. Dat hij zich terzijde liet staan door songwriters als Jonathan Cain en James House nemen we op de koop toe want ondanks de diversiteit verloochent Bonamassa zijn roots nergens. Dat wordt al duidelijk tijdens de korte instrumentale opener „Hey Baby (New Rising Sun)” met zijn torenhoog Jimi Hendrix-gehalte. Deze appetizer zorgt voor een mooi, maar beetje vreemd begin. Het heeft namelijk nauwelijks binding met de rest van het materiaal. Het stevige „Oh Beautiful” had zo op een vorige Bonamassa-plaat kunnen staan want het klinkt uiterst herkenbaa: een dynamische rocker met vlijmscherpe grooves en een vlammende gitaarsolo. De songs die volgen doen de albumtitel vervolgens alle eer aan, want Bonamassa betreedt menig traditioneel bluespad. Zo heeft „Love Ain’t A Love Song” een vette funksaus, terwijl „Living On The Moon” de Texas-blues van Stevie Ray Vaughan omarmt. Het zijn ambachtelijke songs die beide worden opgeluisterd door blazers en dat zal niet iedereen als meerwaarde ervaren. In „Never Give All Your Heart” zijn rock en blues weer in balans en die dynamiek is op en top Bonamassa. „I Gave Up Everything For You ‘Cept The Blues” is een brok onvervalste Chicago-blues met platgespeelde blueslicks en feestelijk pianospel. De geweldige titelsong is vervolgens een broodnodige opsteker volgens beproefd semi-akoestische recept. In dit soort gepassioneerde songs schijnt Bonamassa’s ster toch het sterkst; het haalt het beste in hem boven als zanger en gitarist. „Get Back To My Tomorrow” verdient vanwege de weidse gitaarakkoorden en de Outlaws-achtige gitaarlicks het predicaat southern rock, „Trouble Town” is groovende New Orleans-funk, terwijl de berustende afsluiter „So What Should I Do” in de geest van Ray Charles lijkt te zijn geschreven. Het moge duidelijk zijn dat ‘Different Shades Of Blue’ beslist niet Bonamassa’s meest Aardschokkende plaat is, maar het werkstuk voldoet volledig aan de verwachtingen die de titel oproept.
EVERGREY
Hymns For The Broken
(AFM/Rock Inc./Bertus)
Metal Mike
87
Geluk bij een ongeluk, zo kun je de ontstaansgeschiedenis van ‘Hymns For The Broken’ het best omschrijven. Zanger en bandleider Tom S. Englund was een haar verwijderd om Evergrey op te heffen. Drummer Hannes van Dahl vertrok naar Sabaton, maar als vervanger kwam oudgediende Jonas Ekdahl terug, met in zijn kielzog gitarist Henrik Danhage. Zij brachten nieuw elan naar Evergrey, waardoor de opnamen van ‘Hymns For The Broken’ in een stroomversnelling geraakten. Energieker als in opener „King Of Errors” heeft Evergrey zelden geklonken, vooral de spetterende gitaarsolo’s van Danhage, die we op de voorganger ‘Glorious Collision’ (2011) zo misten, stuwen dit album naar een hoger niveau. De bombastische mix van Jacob Hansen (o.a. Volbeat en Amaranthe) sluit daar prachtig op aan. Luister maar eens naar het overdonderende „ A New Dawn”. Valt er dan niets te zeuren? Jawel, want na het derde nummer „Wake A Change” – een semi-ballad – volgen er nóg zes („Archaic Rage”, „Black Undertow”, „Hymns For The Broken”, „Missing You”, „The Grand Collapse” en „The Aftermath”). Allemaal uitstekend ingezongen door een duidelijk geëmotioneerde Englund, maar wat snellere nummers tussendoor hadden hier niet misstaan. Het outro van „The Grand Collapse” zal live trouwens een absolute meezingkraker zal worden. Wat echter als een paal boven water blijft staan, is dat Evergrey weer helemaal terug is.
GODSMACK
1000HP
(Spinefarm/Caroline)
Robert Haagsma
80
Er gapen vier lange jaren tussen het vorige album ‘The Oracle’ en dit nieuwe werkstuk. In recente interviews vertelde de band dat het die periode gebruikte om zichzelf te hervinden. De remedie was een terugkeer naar Boston, waar Godsmack zijn eerste successen vierde. Er werd een heus hoofdkwartier ingericht waar aan de songs voor dit album gewerkt werd. In de eerste berichten werd er zelfs gerept van een punk-achtige benadering. Wie toch vooral van het vertrouwde Godsmack houdt, kan gerust zijn. Zodra Sully Erna zijn mond opendoet, klinkt alles sowieso als Godsmack – wat voor muziek je er ook achter plakt. De songs op dit nieuwe album zijn hoogstens wat compacter. En de variatie is groter. Stilistisch schiet het heen en weer tussen het robuuste titelnummer, het opvallend melodieuze „Generation Day” en de uitgelaten party-rocker „Life Is Good”. De rest van het album bestaat uit de degelijke, stoere en razend catchy rocksongs zoals de band die al twintig jaar maakt. De belangrijkste winst van dit album is dat Godsmack na zo’n lange loopbaan nog altijd heel geïnspireerd klinkt.
THE HAUNTED
Exit Wounds
(Century Media/Universal)
Wouter Dielesen
88
Albumtitel ‘Exit Wounds’ verwijst naar het vertrek van drie bandleden die aan de basis stonden van The Haunted: zanger Peter Dolving, gitarist Anders Björler en drummer Per Möller Jensen. De Zweedse metalact herpakte zich in 2013 met de komst van gitarist Ola Englund (ex-Six Feet Under) en oud-leden Marco Aro (zang) en drummer Adrian Erlandsson. ‘Exit Wounds’ opent met het veelzeggende geluid van een gezond kloppend hart. Want in plaats van te zwelgen in verdriet om de recente aderlating, keert The Haunted in veertien tracks terug naar de agressieve thrash/deathsound uit zijn begindagen. Die zet blijkt goud waard, mede dankzij het knappe productiewerk van vaste producer Tue Madsen en gastvocalen van Chuck Billy (Testament) in „Trend Killer”. Zo krachtig als in het Slayer-achtige „Cutting Teeth”, het met pakkende refreintjes uitgevoerde „Psychonaut” en het groovende thrashmonster „Temptation” klonk The Haunted niet meer sinds begin jaren nul. Om de comeback compleet te maken tekende Andreas Pettersson voor het artwork, zoals hij ook deed voor de eerste vier langspelers van de band.
SHAMAN’S HARVEST
Smokin’ Hearts & Broken Guns
(Mascot/PIAS Rough Trade)
Robert Haagsma
70
Hadden we niet afgesproken dat de wereld genoeg heeft aan één Nickelback? Eigenlijk zou ik kunnen volstaan met die retorische vraag. Want in veel opzichten lijkt Shaman’s Harvest sprekend op het Canadese succesverhaal: pakkende akkoorden, eenvoudige liedjes, stoere zang en teksten waar – doorspekt met flink wat fucks – het goede leven van de moderne macho bezongen wordt. Het zal dan ook niemand verbazen dat de band ontdekt werd door dezelfde A&R-manager die ons ook ooit Nickelback schonk. Er is een vergrootglas bij nodig, maar er zijn ook wel wat verschillen te bespeuren. Terwijl het grote voorbeeld doorgaans elke subtiliteit schuwt, schemeren in het werk van Shaman’s Harvest wat blues-achtige invloeden door, zoals het begin van „Blood In The Water” laat horen. „The End Of Me” is een (grotendeels) akoestische ballad waarin ook de ziel van de band bloot komt te liggen. Dit debuut voor Mascot (in eigen land verschenen al eerder vier albums) levert dus een wat dubbel gevoel op. Lekkere rockplaat, al hebben we alles al eens eerder gehoord. Wie echter geen genoeg kan krijgen van hanige rock à la Nickelback moet zeker eens gaan luisteren.
SLASH
World On Fire
(Dik Hayd/Roadrunner/Warner Music)
Bastiaan Tuenter
80
De award voor meest afgrijselijke hoes van het jaar mag hij alvast ophalen. Maar ‘don’t judge a book by it’s cover’, ‘World Of Fire’ (Slash’s derde) is wederom een dijk van een album. Het zou zelfs een feilloze plaat zijn geweest, ware het niet dat zeventien nummers te veel van het goede is. Overdaad schaadt, Slash! Desalniettemin, het is goed te horen dat de gitarist al enige tijd toert met zanger Myles Kennedy en de ritmesectie bestaande uit bassist Todd Kerns en drummer Brent Fitz, alias The Conspirators. Want in de weergaloze klappers „Automatic Overdrive”, „Wicked Stone”, „Dirty Girl” en „30 Years To Life” ontpopt het kwartet zich als een geoliede machine met een onweerstaanbare drive. Als er dan toch een manco aangewezen moet worden, dan is het dat ‘World On Fire’ de vuigheid mist die Guns N’ Roses, Slash’s Snakepit en Velvet Revolver wel hadden. Kennedy komt namelijk nooit vinnig uit de hoek, zoals Axl Rose, Rod Jackson of Scott Weiland dat kunnen, maar de combinatie tussen zijn stadiongalm en Kerns hoge achtergrondzang – als Michael Anthony bij Van Halen – zorgt evengoed voor fraai vuurwerk. ‘World On Fire’ telt een stuk of tien ijzersterke nummers, waarbij de rest weliswaar goed is maar weinig toevoegt. Al met al is het een betere versie van het ook al uitstekende ‘Apocalyptic Love’.
STRIKER
City Of Gold
(Napalm/PIAS Rough Trade)
Gerrit Mesker
80
Striker blijft stug doen waar het het beste in is: het spelen van vlotte speed metal zonder al te veel diepgang of pretenties. Daar is helemaal niets mis mee en het lijkt er zelfs op dat de Canadezen met elk nieuw album nét even wat beter worden. De nummers steken doordachter in elkaar en ook de productie heeft net dat mespuntje extra gekregen. ‘City Of Gold’ raast zonder rustpunt in een lekker tempo door en ook de gevreesde ballad is gelukkig achterwege gebleven. Het gebrek aan diepgang zorgt soms ook voor iets té eenvoudige muziek. Het meebrulrefrein van het nummer ‘Crossroads’ is dermate simpel dat je er vooral om moet lachen. Gelukkig is dat slechts een kleine smet op een album dat voor de rest een goede aanvulling is voor de CD-kast van elke metalliefhebber die van een beetje tempo houdt.
THE TEA PARTY
The Ocean At The End
(InsideOut/Universal)
Stan Novak
85
Het heeft ‘even’ geduurd, maar na tien jaar is er ein-de-lijk nieuw studiowerk van The Tea Party. Voor wie de band nog niet kent een korte terugblik: dit Canadese trio maakte tussen 1993 en 2004 naam met bezwerende hardrock die vanwege de gepassioneerde zang, veelzijdigheid en veelvuldig geflirt met exotische, veelal oosterse melodieën behoorlijk schatplichtig was aan Led Zeppelin. De zes platen die verschenen waren alle van grote klasse en de live-optredens hadden een hoog spiritueel gehalte. Op een goede dag kende deze formatie zijn gelijke niet. Zoals veel grote artiesten is zanger/gitarist Jeff Martin echter behept met een onrustige geest, die de man deed verleiden jarenlang een Bohemiaans bestaan te verkiezen boven zijn muzikale carrière. Maar nu is de band dus terug en rest de vraag hoe ‘The Ocean At The End’ zich verhoudt tot zijn illustere voorgangers. Is de magie behouden gebleven en grijpt de band terug op de oude sound? Welnu, beide vragen kunnen positief worden beantwoord. De plaat opent met het progressieve „The L.O.C.”, waarin de zware akkoorden ontbreken, maar Martins bronstige zang evenwel de typische Tea Party-stempel drukt. Het deinende „The Black Sea” klinkt vervolgens een stuk vertrouwder en wanneer de eerste écht bezwerende zanglijnen zich aandienen voelt het als thuiskomen; het blijkt een majestueuze Tea Party-song met alles erop en eraan. En zo volgen er gelukkig nog meer, want songs als „Cypher” en „Black Roses” schuren aangenaam tegen het klassieke geluid aan. In „The Cass Corridor” komt het trio direct en agressief voor de dag, het frivole „The Maker” belicht de lieflijke kant en „Submission” had zo op het elektronisch getinte meesterwerk ‘Triptych’ (1999) gekund. Aanknopingspunten te over derhalve. Een beetje vreemd is „Brazil”, met zijn Rush-achtige gitaarwerk, maar meest noemenswaardig is de dik acht minuten klokkende psychedelische titelsong waarin de geest van Pink Floyd rondwaart en een bijdrage kent van Ian Anderson (Jethro Tull). Eindconclusie: het lange wachten wordt beloond, The Tea Party is he-le-maal terug!
WOLF
Devil Seed
(Century Media/Universal)
André Verhuysen
85
Om een lang verhaal kort te maken: ‘Devil Seed’ is de beste Metal Church-plaat die Metal Church nooit maakte. Van de heerlijke klassieke metalsound tot de markante kopstem en het likkebaardende dubbelloops gitaarwerk, in álles doet Wolfs nieuwste werkstuk denken aan de eerste vier albums van met metalmeesters uit Seattle. Zelfs de voor Metal Church zo kenmerkende semi-ballad ontbreekt niet: „Killing Floor”. Kortom: ben je fan van opzwepende jarentachtigmetal en van Metal Church in het bijzonder? Doe jezelf een plezier en schaf ‘Devil Seed’ aan. Beter gaat het dit jaar niet worden!