10xEremetaal Maart 2016

10xEremetaal in Maart 2016

 

ANTHRAX

For All Kings

Nuclear Blast/PIAS
André Verhuysen
75

Bij Aardschok zijn we verwend als het op nieuwe muziek aankomt. Sommige albums krijgen we ten behoeve van interviews en recensies al weken voor de officiële release aangeleverd. Zo ook met ‘For All Kings’. Anthrax’ nieuweling draait al sind begin december zijn rondjes. We hebben ‘m al minstens twintig keer gehoord. In de hoop dat het kwartje een keer valt. Maar dat gebeurt maar niet. En ik vrees dat het ook niet meer gaat gebeuren. ‘For All Kings’ is simpelweg niet de knaller waar we op hadden gehoopt. Er staan te veel nietszeggende vullers op. Nummers waar je je tevergeefs van afvraagt wanneer de vlam eindelijk eens in de pan slaat. De meeste daarvan staan vanzelfsprekend op het tweede gedeelte van de plaat: „Defend Avenge” en „All Of Them Thieves” bijvoorbeeld. Het zijn songs zonder noemenswaardige riffs of pakkende zanglijnen. Ze kabbelen maar wat voort. Toppunt is „Blood Eagle Wings”, een bijna acht minuten lange niemendal waar geen einde aan lijkt te komen. Gelukkig is het niet alleen kommer en kwel. Anthrax is natuurlijk wel aan zijn stand verplicht om met een paar krakers op de proppen te komen en doet dat dan ook. De eerste helft van de plaat is namelijk dik in orde. „Breathing Lightning” is het pakkendste nummer dat Anthrax schreef sinds „Only” in 1993. Probeer de melodie van dat refrein maar eens uit je kop te krijgen. „You Gotta Believe” is een lekker vlotte opener met een heerlijk hakkende thrashriff. „Monster At The End” wordt gekenmerkt door een onweerstaanbare groove. Het titelnummer en „Evil Twin” doorstaan de lakmoesproef ook met glans. Maar zoals gezegd: gaandeweg komt de klad er in en misschien was ‘For All Kings’ zelfs wel beter af geweest met drie of vier songs minder.


 

BOMBUS

Repeat Until Death

Century Media/Sony Music
Robert Haagsma
80

Bombus kwam in 2008 in Gotenburg ter wereld en is met ‘Repeat Until Death’ toe aan het derde album. Het is lastig om de vinger op de stijl van het kwartet te leggen, wat trouwens helemaal niet erg is. Bij de eerste paar songs – hoog tempo, pakkende melodieën, rauwe zang en eenvoudige teksten – dringt de vergelijking met Motörhead zich op. De verbeten zang van Feffe doet soms ook denken aan die van Jaz Coleman van Killing Joke, lijnen die ook in muzikaal opzicht te trekken zijn. Net als alles een beetje in kaart gebracht lijkt te zijn, weet de band toch weer te verrassen met weelderige gedubbelde gitaarsolo’s of een massaal meegebruld refrein. En aan het einde van de rit rest één gedachte: eigenlijk is ‘Repeat Until Death’ geen plaat die je moet dood analyseren. Bombus staat ook op dit derde album voor een mix van ongecompliceerde rock en metal. Live schijnt de band een sensatie te zijn. Ik heb dat nog niet mogen ondergaan, maar op basis van dit album kan ik mij er alles bij voorstellen.


 

DYSCORDIA

Words In Ruins

Road Mark/Suburban
Patrick Lamberts
80

Het Belgische Dyscordia bestaat uit muzikanten die meters hebben gemaakt met onder meer Gwylion en Double Diamond. Met ‘Reveries’ uit 2010 en ‘Twin Symbiosis’ uit 2013 had het zestal al twee puike platen op zak. Ze leverden hen de nodige lof en shows op, onder meer voorprogrammaplekken van Primal Fear, ReVamp en Ensiferum. De toekomst ziet er alleen maar gunstiger uit, want met ‘Words In Ruins’ laat Dyscordia opnieuw groei horen. „Harlequin’s Grief” is bijvoorbeeld een instant klassieker voor liefhebbers van symfonische progmetal met een power- en speed metalsausje. Om je een beeld te geven: Dyscordia is meer DragonForce dan Dream Theater en heeft ook raakvlakken met vikingmetal, neoklassieke metal, Iron Maiden/ Ayreon-achtige heroïek en Jorn Lande-achtige zangbombast. „Bail Me Out” houdt het hoog ingezette niveau op peil, en daarmee heeft dit album al een voorsprong op zijn voorganger, waar slechts één uitschieter op stond (het titelnummer). Ook de rest van ‘Words In Ruins’ is prima te pruimen, al is het rustige „Sacred Soil Of Souls” een tikkie saai. Knap gezongen wel, maar een beetje eenzijdige melodieën. Over het algemeen wisselen grunts en cleane zang elkaar echter regelmatig af. Daarmee zorgt de band in de overige nummers voor voldoende dynamiek op zanggebied. Het strak getimede samenspel van de drie gitaristen is bovenal snel en steady, maar vaak wel zo synchroon of aanvullend op elkaar gespeeld dat er geen nerveuze shredfesten ontstaan. De Scandinavisch aandoende melodieën zijn wederom verzorgd door co-producer en mixer Jens Bogren (Opeth, Katatonia e.a.) en gemasterd door Tony Lindgren (Enslaved, Paradise Lost e.a.). Kortrijk is inmiddels veel te klein voor deze heren.


 

ENTOMBED A.D.

Dead Dawn

Century Media/Sony Music
Robert Haagsma
80

De Zweedse formatie gaat sinds een paar jaar als Entombed A.D. door het leven. Het is een toevoeging die geen enkele muzikale consequenties had, zoals ‘Back To The Front’ twee jaar geleden al liet horen. Zolang Lars-Göran Petrov de zanger is, zal de band bezig zijn in het schemergebied tussen harde rock-‘n-roll en death metal. ‘Dead Dawn’ is in dat opzicht een volstrekt logisch album. Zulke platen hoeven het niet per se te hebben van briljante nieuwe invalshoeken of verrassende gastbijdragen, ze kunnen het best beoordeeld worden op de mate van inspiratie die in de studio is gebotteld. En wat dat betreft is ‘Dead Dawn’ weer een puik album. Een van de beste voorbeelden is „Total Death”, dat halverwege het album te vinden is. Stevig tempo, intense zang en bevlogen spel. Geweldig! Alles is ook nog eens uitstekend vastgelegd. Het is overigens niet alleen het feestje van Petrov. Gitarist Nico Elgstrand geeft verschillende songs extra glans met mooie solo’s, zoals in „Silent Assassin”. Nogmaals, de naam mag iets anders zijn, de klasse is gelukkig gebleven.


 

LORDS OF BLACK

II

Frontiers/PIAS
Metal Mike
88

Ineens is iedereen benieuwd naar het tweede album van het Spaanse Lords Of Black, enkel en alleen omdat de zanger ene Ronnie Romero is. Die Romero is tevens de nieuwe frontman van Ritchie Blackmore’s Rain­bow. Blackmore omschreef hem als een kruising van Ronnie James Dio en Freddy Mercury. Nou, dan weet ik één ding zeker: Black­more heeft nog nooit van Jorn Lande gehoord, want Romero’s stem is identiek aan die van de Noor. Dan is het ook mooi meegenomen als je Roland Grapow, de gitarist van Masterplan (waar Lande bij heeft gezongen), als producent in de studio hebt staan. ‘II’ klinkt dan ook heel erg als een album van ARK of Masterplan. Heerlijke, melodieuze metal met prachtig gitaarwerk van Tony Hernando, die ook de baspartijen voor zijn rekening heeft genomen. De sound is bombastisch, aangezien drummer Andy C. ook de toetsen bespeelt. Ik weet niet hoe het drietal dat live oplost, maar op plaat klinkt het in elk geval supervet. Aangezien de opzwepende nummers met mooie ballads worden afgewisseld verveelt het album geen seconde.


 

MONSTER TRUCK

Sittin’ Heavy

Mascot/PIAS
André Verhuysen
80

Wie Monster Truck ooit live aan het werk heeft gezien, die weet dat de bandnaam de lading heel aardig dekt. De vier Canadezen overrompelen hun publiek met ronkende, ouderwets ambachtelijke hardrock van Amerikaanse snit. Zonder veel opsmuk of rare fratsen. De voorkant van de CD had wat dat betreft niet beter gekozen kunnen zijn. Dit zijn vier hardwerkende rasmuzikanten die niet bang zijn om vieze handen te krijgen. De muziek van Monster Truck is goudeerlijk en staat met twee benen stevig in de vorige eeuw. Moderne invloeden zijn er niet. Dynamiek des te meer. De band flirt opzichtig met southern rock en schuwt het ook niet een uitstapje richting zwijmelrock te maken middels de bluesy powerballad „Black Forest”. Aanrader voor alle liefhebbers van het zwaardere werk van Led Zeppelin. En zeg nou zelf: wie is dat niet?


 

THE NEW BLACK

A Monster’s Life

AFM/Suburban
Metal Mike
85

Na drie albums zelf geproduceerd te hebben is het Duitse The New Black ditmaal in zee gegaan met de Deense producent Jacob Hansen. Het resultaat is dat ‘A Monster’s Life’ het krachtigste album van het vijftal is. Behalve de vette sound staat het album vol pakkende nummers die je heerlijk bij de strot grijpen, zoals het openende „Long Time Coming” meteen onderstreept. Het album heeft hier en daar ook een southern feel meegekregen („Send In The Clowns” en „Buddha Belly”), zoals dat bij genregenoten als Gotthard en Shakra ook het geval is. Fludid heeft een aangename stem, die uitstekend bij de gitaarmuur past. Een heerlijke plaat voor in de auto, pas wel op voor flitspalen.


 

NEW KEEPERS OF THE WATER TOWERS

Infernal Machine

Listenable/Suburban
André Verhuysen
80

Exact drie jaar geleden verrastte het onbekende Zweedse gezelschap The New Keepers Of The Water Towers vriend en vijand door met hun derde album ‘The Cosmic Child’ bovenaan onze Soundcheck te eindigen. Voor wie het niet meer weet: TNKOTWT maakt muziek die het midden houdt tussen psychedelische en progressieve rock, met de nadruk op róck en niet op próg, want dan denk je al snel aan Dream Theater-achtig spierballenvertoon. Daar is bij de Zweden geen sprake van. TNKOTWT is meer van de uitgesponnen muziekcollages waar op het eerste gehoor niet zo veel in gebeurt, maar die bij nadere beluistering veel subtiele details blijken te bevatten. Een behoorlijk Pink Floyd-gehalte is daarbij nooit ver weg. Gezongen wordt er niet veel, ongeveer driekwart van de composties is instrumentaal. En aan gas geven hebben de Zweden klaarblijkelijk ook een hekel; enkel tijdens „Escape Aleph Minor” zit de vaart er een beetje in. Kortom: ‘Infernal Machine’ is geen lichte kost, het zijn geen hapklare brokken muziek van vier minuten met een couplet en refrein. Je moet er wel wat tijd in investeren en er aandachtig naar luisteren. Maar dan krijg je er ook veel moois voor terug.


 

OCEANS OF SLUMBER

Winter

Century Media/Sony Music
Anita Boel
92

Het Texaanse Oceans Of Slumber heeft wat mij betreft de CD van de maand afgeleverd. De band laat op ‘Winter’ een unieke stijl horen, door collega Patrick Lamberts eerder al treffend omschreven als ‘jazzfusionblackmetal’, al zou ‘jazzfusionblackdarkprogressivemetal’ misschien nog wel beter zijn. Openingssong „Winter” begint heel klein, zoals Kingfisher Sky ook kan klinken, maar laat de luisteraar in bijna acht minuten tijd vervolgens alle hoeken van de kamer zien; overgangen à la Opeth, met grandioze gitaarsolo’s, zware grunts en expressieve, melancholische zang van Cammie Gilbert. En dan hebben we pas één nummer gehad! De band blijft verrassen met onder andere een briljante uitvoering van de Moody Blues-cover „Night In White Satin”, de prachtige intermezzo’s „Lullaby”, „Laid To Rest” en „How Tall The Trees”, het ronkende „Suffer The Last Bridge”, het breekbare „Turpentine” en het donkere, slepende „Apologue”. Oceans Of Slumber mag zich echt in de handen wrijven met zo’n geweldige, bijzondere zangeres als Cammie in het midden, maar betere muzikanten had zij op haar beurt ook niet kunnen wensen. Het zestal maakt samen het plaatje compleet. Vernieuwend, eigenzinnig en van een uitzonderlijke kwaliteit. En voor wie niet van female fronted metal houdt, laat het je alstublieft niet weerhouden om naar deze band te luisteren. Dit wil je niet missen!


 

WOLFMOTHER

Victorious

Universal
André Verhuysen
82

Na het verschijnen van ‘New Crown’ (2014) gaf ik eerlijk gezegd geen stuiver meer voor Wolfmothers toekomst. ‘New Crown’ bestond uit een verzameling ongeïnspireerde en slecht klinkende songs. Afgekeurde demo’s, zo leek wel. Niet voor niets is het zo goed als onmogelijk om nu, amper twee jaar later, nog een exemplaar op de kop te tikken. Toch is ‘New Crown’ niet Wolfmothers zwanenzang geworden. Gelukkig, zeg ik nu, want ‘Victorious’ markeert een glorieuze terugkeer naar oude tijden. Het sluit naadloos aan bij het titelloze debuutalbum uit 2005, waarmee Wolf­mother destijds voorloper was van de retrorockbeweging die in de jaren erna zo’n grote vlucht zou nemen. ‘Victo­ri­ous’ barst weer uit z’n voegen van de jarenzeventiginvloeden. Alsof Andrew Stockdale – hij is in z’n eentje in feite Wolfmother – een retourtje gemaakt heeft in professor Bara­bas’ teletijdmachine. Stockdale is nog steeds een begenadigd songschrijver met een kien oor voor pakkende refreintjes. Al kan ik me voorstellen dat zijn ietwat typische stemgeluid niet bij iedereen in goede aarde valt. Soms lijkt het wel of hij eerst aan de helium gehangen heeft alvorens te gaan zingen. Maar ja, dat kon je vroeger ook wel zeggen van Geddy Lee en die is toch nog aardig terechtgekomen dacht ik zo.