10 maal Eremetaal juni 2022

10 maal Eremetaal in juni 2022

BLEED FROM WITHIN

Shrine

(Nuclear Blast)
André Verhuysen
72

Voor wie het niet (meer) weet: Bleed From Within is een moderne metalband die klinkt als een kruising van Slipknot, Machine Head, Korn, Soulfly en Lamb Of God. Op een originele noot muziek hebben we de Schotten nog nooit kunnen betrappen, maar wat ze doen doen ze goed, namelijk het maken van superstrakke, opgefokte teringherrie. De eerste twaalf jaar van hun bestaan (2005-2017) wist Bleed From Within weinig potten te breken, maar het aantrekken van een tweede gitarist in de persoon van Steven Jones (in 2018) maakte het verschil. Jones vormt met oudgediende Craig Gowans een gitaartandem dat strooit met vlijmscherpe riffs en solo’s. Zij zijn het die Bleed From Within uit het moeras van de middelmaat trekken, want de nummers zijn op zich niet heel bijzonder; het ene cliché volgt op het andere, alles netjes binnen de lijntjes gekleurd. Het monotone gebulder van frontman Scott Kennedy is evenmin aanleiding tot euforie, maar het past in elk geval wel prima bij de muziek, want helemaal van deze tijd. Kortom, Bleed From Within is een gemiddelde band met bovengemiddeld goede gitaristen.


GRAHAM BONNET BAND

Day Out In Nowhere

(Frontiers Music)
Stan Novak
78

Het vorig jaar verschenen Alcatrazz-album ‘V’ was het predicaat Alcatrazz natuurlijk niet waardig. Een Alcatrazz zonder zanger en boegbeeld Graham Bonnet, dat kan gewoonweg niet. Het was ook nog eens een matig album, maar dat terzijde. Onder de noemer Graham Bonnet Band is er nu weer een plaat van de goede man zelf. Had er Alcatrazz op de hoes geprijkt, dan had ik het ook geloofd. ‘Day Out In Nowhere’ staat namelijk vol met de krachtige en van melodie doordrenkte hardrock zoals we die al decennia lang van Bonnet gewend zijn. Het album haakt prima aan bij de sterke voorganger ‘A Day In The Garage’ uit 2018, al valt op dat het gitaarwerk van Conrado Pesinato ditmaal wat behoudender is. Hij gaat af en toe nog steeds goed los, maar die momenten lijken wel bewuster te zijn gekozen. Omdat de toetsen ditmaal wat aan dominantie hebben gewonnen luistert het allemaal wat breder weg. Bonnet zelf klinkt op zijn vierenzeventigste nog steeds zeer vertrouwd; wat een verschil bijvoorbeeld met leeftijdsgenoot Ian Gillan die zijn zangstijl toch behoorlijk heeft moeten aanpassen. Knap hoe Bonnet het allemaal bij elkaar weet te houden en zijn teksten zijn andermaal van hoog menselijk gehalte. Wat een unieke persoonlijkheid blijft het toch. Het zaakje werd door meerdere drummers ingespeeld, waarvan John Tempesta de meeste bekendheid geniet. Verder zijn er gastbijdragen van gitaristen als Jeff Loomis, Mike Tempesta en Roy Z. Ook toetsenist Don Airey, Bonnets voormalige bandmaat bij Rainbow, doet een duit in het zakje. Dit alles maakt ‘Day Out In Nowhere’ tot een geslaagde wraakoefening.


CROBOT

Feel This

(Mascot Records)
Stan Novak
82

Wat gaat de tijd toch snel. Met ‘Feel This’ levert het Ame­rikaanse Crobot alweer het vijfde studioalbum in tien jaar tijd af. De initiële impact was destijds best groot; de militante grooves zorgden voor de nodige beroering en in combinatie met de doordringende zang van Brandon Yeagley creërde dat een tamelijk uniek eigen geluid. Zoiets als Rage Against The Machine meets Soundgarden. Omdat de band uit Pennsylvania z’n niet geringe kwaliteiten ook passend wist te vertalen naar het podium was een topband in spe geboren. Wat zeg ik, live kreeg het geheel zowaar een extra dimensie, want Yeagley bleek een showman pur sang. Op album nummer vijf gaat de band een stukje meer de breedte in, wat wellicht kan worden toegeschreven aan de zee aan tijd die corona ineens ter beschikking stelde. De strakke grooves zijn er nog steeds, maar de songs worden wat vaker opgesierd met meer klassieke rockgeluiden. Zo heeft de opportunistische opener „Electrified” lichte Iron Maiden-trekjes, biedt „Livin’ On the Street” ‘onversneden rock-‘n-roll in het straatje van Danko Jones en komen in het kolkende „Better Times” de werelden van Rival Sons en Spiritual Beggars samen. De oorspronkelijke bandsound wordt daarbij geen buitensporig geweld aangedaan. Zo doet het krachtige en gepassioneerd klinkende „Golden” toch weer erg aan Soundgarden denken. Het is echter de afwisseling die er voor zorgt dat Crobot in deze middenfase van z’n carrière nog zo genietbaar is. Daarbij blijft Yeagley een zanger van de buitencategorie.


DEF LEPPARD

Diamond Star Halos

(Universal)
André Verhuysen
80

Elders in deze Aardschok probeert Joe Elliott ons met de hand op z’n hart wijs te maken dat ‘Diamond Star Halos’ heel erg verschilt van voorgaande Def Leppard-albums. Nou, neem dat maar met een flinke korrel suiker. Afgezien van de mislukte experimentele uitstapjes ‘Slang’ en ‘X’ maakt Def Leppard namelijk sinds 1983 in feite keer op keer dezelfde plaat. De verschillen zitten ‘m ook nu weer in de details. Zo heeft de magistrale afsluiter „From Here To Eternity” de allure van Led Zeppelin en is de pianoballad „Goodbye For Good This Time” een verkapte Elton John-compositie, maar vanwege de kamerbrede productie, de onmiskenbare achtergrondkoortjes en Elliotts markante stem klinken ze toch heel erg als Def Leppard. En ook ‘Diamond Star Halos’ moet het gewoon weer hebben van de rechttoe rechtaan rockers met refreinen die plakken als secondelijm, zoals daar zijn: „Take What You Want”, „Kick” (met een dikke knipoog naar T-Rex), „Fire It Up” en „U Rok Me”. Precies zoals we die van Def Leppard verwachten en verlangen. Want wat er ook aan rampen gebeurt in de wereld – virussen, oorlogen, kaarsen in kutten – op Def Leppard krijgt het allemaal geen vat. De Engelsen schenken ons met ‘Diamond Star Halos’ dé feelgoodplaat van 2022. Waarvoor dank.


KREATOR

Hate Über Alles

(Nuclear Blast)
Stephan Gebédi
78

Kreator biedt sinds het begin van het huidige millennium over het algemeen constante kwaliteit met af en toe een echte uitschieter, zoals ‘Enemy Of God’ (2005) en ‘Phantom Antichrist’ (2012). ‘Hate Über Alles’ is zeker niet zo’n zelfde uitschieter, maar wel weer een degelijk album. Met name snellere nummers als „Killer Of Jesus” en „De­mo­nic Future” klinken prima. De meer melodieuze midtempo nummers leggen echter de zwakke schakel van Kreator bloot. Muzikaal gezien valt er weinig op aan te merken, maar de krasserige, monotone stem van Mille Petrozza is niet altijd in staat dit soort songs te dragen. Niet alle snelle nummers zijn overigens even geslaagd. Zo slaat „Conquer And Destroy” halverwege om in een enorm zoet­sap­pige aangelegenheid. Ook het in potentie sterke „Mid­night Sun” wordt de nek omgedraaid met een zeikerig kinderstemmetje en een commercieel refreintje. Meezing­refreintjes duiken sowieso relatief vaak op dit album op. Het fraai opgebouwde „Dying Planet” sluit het album daarentegen sterk en enigszins verrassend af. Het is één van de beste Kreator-songs van de afgelopen jaren, waardoor ik het cijfer voor het album alsnog wat omhoog moet bijstellen.


KARDASHEV

Liminal Rite

(Metal Blade Records)
Martijn Busink
85

Voor de muziek van Kardashev is een nieuwe term in het leven geroepen: deathgaze. Rollende drums, agressief gegrom en beukende riffs, maar ook melancholie en engelachtige vocalen. Het doet denken aan de blackgaze van bijvoorbeeld Alcest, maar dan met een stevige death metalenergie. Het album gaat over blijven hangen in het verleden: nostalgie is soms verleidelijk, maar hindert je ook om verder te komen. Het album is gelardeerd met gesprokenwoordpassages, wat alles volgens dit thema met elkaar verbindt. De stevige metal is ook flink verrijkt met epische, soms filmische klanken, zoals in „Lavender Calligraphy”. Eerder bediende zanger Mark Garrett zich van een vocoder om de melodieuze (koor)zang glad te strijken, maar deze keer heeft hij zich eraan gewaagd het allemaal zelf in te zingen. Dat gaat hem uitstekend af, al had de vocoder ook wel z’n (onaardse) charme. De sound op ‘Liminal Rite’ is in ieder geval zeker niet nostalgisch, maar moderner en proggier dan veel andere death metal zonder echt deathcore te worden.


MSG

Universal

(Atomic Fire Records)
Ron Willemsen
90

Om met de clou te beginnen: samen met zijn productionele partner-in-crime Michael Voss en een lijst aan speciale gasten levert Michael Schenker een jaar na ‘Immortal’ wederom een ijzersterke plaat af, vol pakkende liedjes, herkenbaar gitaarspel en aanstekelijke zang. De band bestaat dit keer uit drummer Bodo Schopf, toetsenist/gitarist Steve Mann, zanger Ronnie Romero en Neerlands bastrots Barend Courbois. „Emergency” klapt er gelijk lekker op met een enorme drive en een hevig solerende Schenker, gevolgd door het gelaagde, aanstekelijke „Under Attack”. Vocalist van dienst is weliswaar Ronnie Romero, maar gastzanger Michael Kiske steelt de show in het hoogtepunt van de plaat, het fenomenale eerbetoon aan Ronnie James Dio, „A King Has Gone”. Met de originele ritmesectie van Rainbow (drummer Bobby Rondinelli en bassist Bob Daisley) refereeert alles aan ‘Rainbow Rising’ uit 1976 en dat is ook precies de bedoeling. Elk nummer staat verder op zich en bevat memorabele melodielijnen, een goed verhaal en die o zo kenmerkende gitaarpartijen van Schenker. Zonder de overige songs tekort te doen toch nog even vermelden: het snellere „Long Long Road”, het agressieve, door Ralf Scheepers gezongen „Wrecking Ball”, het al even agressieve „Yesterday Is Dead”, de hommage aan de muzikale geest van Londen in „London Calling” en het bijna progressieve „Au Revoir”. Creativiteit kent geen tijd op ‘Universal’ en de dertien songs zijn voorbij voor je er erg in hebt. Topplaat!


SEPTICFLESH

Modern Primitive

(Nuclear Blast)
Stephan Gebédi
82

In de openingssong „The Collector” en het tweede nummer „Hierophant” komen meteen alle ingrediënten van de band voorbij: de wisselwerking tussen ingetogen, melodieuze passages met soms gefluisterde zang en zware, bombastische metal met diepe grunts en orkestratie. SepticFlesh beheerst deze kunst als geen ander en weet nog steeds met heroïsche melodieën een dreigende sfeer op te roepen die doet denken aan de intocht van de gladiatoren in de arena of een titanenstrijd tussen de Griekse goden aan de voet van de Olympus. Qua sound staat ‘Modern Primitive’ ook als een huis, zodat het album vooral op royaal volume behoorlijk overrompelend overkomt. Soms is het allemaal wat veel van het goede, maar de Griekse meesters van de bombastische metal hebben duidelijk een broertje dood aan de stelling ‘less is more’. En met ‘Modern Primitive’ bewijzen ze hun gelijk. De overweldigende orkestratie komt overigens niet uit een of ander softwarepakket, maar is gecreëerd met het Praags Philharmonisch Orkest, een volledig koor en daarnaast nog een kinderkoor. De real deal dus.


SEVENTH WONDER

The Testament

(Frontiers Music)
Diederick RR9660
78

Een blij ei. Zo mocht je het album ‘Tiara’ uit 2018 van de Zweedse band Seventh Wonder wel noemen. De band maakt nog steeds positief en licht klinkende powerprog, maar de toon op deze opvolger is wel een stukkie minder euforisch. De serieuzere aanpak maakt van ‘The Testament’ dan ook een heel wat beter te verteren album. De songs zijn sterk, afwisselend en bevatten genoeg hooks om te blijven hangen, hoewel songfestivalmelodieën her en der nog de kop op steken. Het meest in het oor springende aspect van ‘The Testament’ is toch wel de sterke zang van de alom bewierookte Tommy Karevik (o.a. Kamelot, Ayreon). Karevik pakt de geboden ruimte met beide handen aan om te laten horen wat hij in huis heeft met zijn volle, melodieuze stem. Ook de koortjes zijn tot in de perfectie uitgevoerd. Misschien klinkt zowel de zanger als de rest van de band zelfs wel te perfect en te gladjes. Wat meer rauwe randjes hadden zeker iets extra’s aan dit album bijgedragen. De songs zitten namelijk uitstekend in elkaar en bevatten genoeg afwisseling in tempo en dynamiek. Drummer Stefan Norgren verdient trouwens een dikke pluim omdat hij zijn technische slagwerk toch zo toegankelijk laat klinken. Iets dat ook opgaat voor de prestaties van bassist Andreas Blomqvist en gitarist Johan Liefvendahl. De solo’s van laatstgenoemde bevatten overigens altijd een kop en een staart en het gitaargeluid is zo smeuïg als dat van Michael Schenker met roombotervingers. Fans van Karevik, Kamelot en Circus Maximus kunnen hier moeilijk omheen.


VENUS PRINCIPLE

Stand In Your Light

(Prophecy Productions)
Liselotte Hegt
87

Venus Principle is een Brits-Zweeds, donker en psychedelisch rockcollectief met daarin voormalig leden van Crippled Black Phoenix, At The Gates, Ison, Tacoma Narrows Bridge Disaster en Louise Lemón. Ervaren muzikanten dus, die van ‘Stand In Your Light’ een indringend debuut hebben gemaakt. De sfeer en muzikale componenten doen me denken aan Anathema, het genoemde Crippled Black Phoenix, maar ook aan Pink Floyd, Opeth en zelfs Fleetwood Mac. Referenties naar het classic rocktijdperk hoor je terug in de vintage productie, de met distortion doordrenkte gitaarsound en de zompige bastonen. De subtiele Hammond-deken en het broeierige keyboardspel voelen daarbij meer dan aangenaam. De arrangementen zitten vernuftig in elkaar, met veel oog voor detail en het spel van de muzikanten is bijzonder goed op elkaar afgestemd. De poëtisch geladen zangperformance van Daniel Änghede (tevens gitarist) en Daisy Chapman (tevens piano) sleuren je mee in dromerige, donkere sferen en desolate, muzikale vergezichten. Er is echter ook een gevoel van tederheid en hoop. Venus Principle bezit namelijk muzikale eigenschappen die zorgen voor fraaie verassingselementen. Ook de rijkelijk aanwezige melancholische tokkels, zinderende riffs, huilende solo’s en andere gitaartonen zijn natuurlijk precies wat deze muziekstijl nodig heeft. „Shut It Down” is een waar pareltje en de desolate doomsfeer van „Kindle The Fire” is aangenaam beklemmend. De saxofoonpartij in het experimentelere „Drag Nets” geeft een onverwachte fonkeling. Het titelnummer vormt een bijna idyllische finale van een prachtig debuut waarop de band niet alleen eenheid, maar ook bijzondere variatie prijsgeeft. ‘Stand In Your Light’ is een album waar je wel de tijd voor moet nemen en bij voorkeur met koptelefoon beluistert, ontspannen achterover leunend, met gesloten ogen in een comfortabele stoel.