10 maal Eremetaal oktober 2022

10 maal Eremetaal in oktober 2022

BEHEMOTH

Opvs Contra Natvram

(Nuclear Blast Records)
.Stephan Gebédi 80
Nergal zei na het geweldige album ‘The Satanist’ uit 2014 dat dit hun ‘magnum opus’ was; waarschijnlijk nooit meer te overtreffen. Het nogal gladde ‘I Loved You At Your Darkest’ uit 2018 was inderdaad een flinke stap terug. Met ‘Opvs Con­tra Natvram’ is er gelukkig weer wat vooruitgang te bespeuren. Wel zijn de death metalelementen grotendeels verdwenen en kunnen we Behemoth anno 2022 weer gewoon een black metalband noemen. Nummers als „Neo Spartacvs” en „Disinherentance” zijn felle en duistere songs die ook nog eens herkenbare stukken bevatten. De meeste nummers zijn van een prima niveau, maar dat geldt bijvoorbeeld niet voor „Once Upon A Pale Horse”, dat ondanks een tempowisseling aan het eind behoorlijk saai is. Soms worden de bombastische koorsamples me iets te veel, maar in het fraaie „Versvs Christvs” zijn ze zeker op hun plaats. Nu nog een keer stoppen met dat voortdurende gebruik van de letter V in plaats van een U of F in de songtitels. Dat is anno 2022 wel erg kinderachtig en
achterhaald.

BLIND GUARDIAN

The God Machine

(Nuclear Blast Records)
Patrick de Sloover
80

Als we het vorige album ‘Legacy Of The Dark Lands’, dat eerder een muzikale natte droom van bandleider Hansi Kürsch was, niet meetellen, dan is deze ‘God Machine’ het elfde studioalbum van Blind Guardian. ‘Beyond The Red Mirror’ uit 2015 bracht traditiegetrouw een overvloed aan heroïsche harmonieën en glorieus klinkende arrangementen en op dit nieuw album doen ze dit nog eens over, maar dan beter. Verder uitgediept, op zoek naar verfijning in de afwerking en met de nodige grandeur en bombast tot in de perfectie uitgevoerd. ‘The God Machine’ heeft alle ingrediënten om uit te groeien tot een meesterwerk in de discografie van deze Duitsers. Hun samenwerking met koren en orkesten heeft z’n sporen verder laten insijpelen, waardoor het nieuwe materiaal nog dreigender klinkt. Vanaf de opener „Deliver Us From Evil” is het duidelijk dat Kürsch en co met geweld de voordeur willen inbeuken en dat zet zich voort in „Damnation”; een stevige start derhalve en dan moeten de hoogtepunten nog komen. „Secrets Of The American Gods” (met een empathisch timbre in de stem) en „Life Beyond The Spheres” (donker en duister sfeertje) zijn namelijk ook pareltjes. Door het ietwat aparte stemgeluid van Herr Kürsch was ik niet meteen de grootste Blind Guardian-fan, maar ‘The God Machine’ heeft me definitief tot inkeer gebracht.


BLOODBATH

Survival Of The Sickest

(Napalm Records)
Stephan Gebédi
87

Op ‘Survival Of The Sickest’ lijken de nummers weer wat beter en logischer gestructureerd te zijn dan op de twee albums hiervoor, waarop de composities soms alle kanten op gingen. Er is meer ruimte voor melodie en de songs zijn pakkender. „Putrefying Corpse”, het loodzware „Dead Parade” en het groovende „Carved” gaan iets meer in de richting van de eerste twee albums. Ook krijgen we weer een fraai stukje Morbid Angel-verering voorgeschoteld in „No God Before Me”, waarin Nick Holmes qua stemgeluid akelig dicht in de buurt komt van ene meneer Vincent. Het album vormt meer een eenheid dan de twee voorgangers. En als je dat combineert met het muzikale vakmanschap van de heren en de moddervette productie heb je een dijk van een death metalplaat!


THE DEAD DAISIES

Radiance

(Steamhammer)
Stan Novak
75

Toen drie geleden bekend werd gemaakt dat Glenn Hughes als zanger/bassist was toegetreden tot The Dead Daisies leidde dat vooral tot gefronste wenkbrauwen. Het kon niet anders of het bekende bandgeluid zou radicaal op de schop gaan. En zo geschiedde. De sympathieke, niet al te pretenti-euze, maar o zo ongedwongen en levendige hardrock werd ingeruild voor de strak geregisseerde Glenn Hughes-grooveshow. Gezien de aardverschuiving binnen de sound zou een andere bandnaam zeker geen verkeerde gedachte zijn geweest. Inmiddels zijn we drie jaar verder en ligt de tweede plaat van The Dead Daisies 2.0 in de schappen. ‘Holy Ground’ uit 2020 was een voortreffelijk ‘debuut’ vol compacte en pakkende songs waarbinnen Hughes en gitarist Doug Aldrich volop konden schitteren. Vervolgens werd er veel opgetreden met een setlist die het verleden van de band weinig eer aandeed. Klasse kan deze lineup op geen enkel vlak worden ontzegd. Het lag voor de hand dat ‘Radiance’ zou beginnen waar ‘Holy Ground’ ophield, wat ook inderdaad het geval is. Begrijpelijkerwijs is de impact een stuk minder, maar als geheel staat ook ‘Radiance’ als een huis. Omdat de tien songs op ‘Radiance’ vooral een herhaling van zetten zijn, valt de score ditmaal vijf punten lager uit. Koop je deze plaat echter zonder voorkennis, dan is teleurstelling uitgesloten. Glenn Hughes mag dan inmiddels 71 jaar zijn, als zanger lijkt hij de eeuwige jeugd te hebben. Zijn souplesse en dynamiek blijven ongenaakbaar.


LAMB OF GOD

Omens

(Nuclear Blast Records)
Robbie Woning
80

Vetter dan de nieuwe Lamb Of God gaan metalalbums dit jaar vermoedelijk niet klinken. De gitaargedreven muziek van de mannen uit Virginia dreunt en beukt op deze alweer negende studioplaat harder dan ooit. En naast die vette mix is er ook nog de muziek zelf, die vurig wordt volgebruld door frontman Randy Blythe en met veel precisie en een venijnige, vaak Slayer-achtige gedrevenheid wordt gespeeld. Tracks als „Ditch” en „Ill Designs” springen er na een paar luisterbeurten duidelijk uit. Ook het hardcore-achtige „Denial Mechanism” is een sterke track. En „Gomorrah” en afsluiter „September’s Song” klinken vanwege hun meer melancholieke inslag ook heel geslaagd. Rond de release van de vorige, titelloze plaat was het nog een beetje de vraag of en hoe de band het vertrek van de karakteristieke oorspronkelijke drum­mer Chris Adler zou overleven, maar opvolger Art Cruz bevestigt op ‘Omens’ opnieuw dat het heftige slagwerk ook bij hem in goede handen is. Naast een aantal vette nummers staan er op het album overigens ook wat composities die wat minder indruk maken. In muziek waarin er zo veelvuldig op een handvol lage noten wordt doorgehakt, is het de zanger die met goede refreinen en sterke teksten de luisteraar op sleeptouw moet nemen. Soms gebeurt dat matig en dan blijft de band toch hangen in een aanschakeling van riffs. Toch staan er voldoende kwaliteit en goede momenten op ‘Omens’ om fans van de band ruimschoots tevreden te stellen. En had ik al gezegd dat de sound zo ontzettend vet is?


MEGADETH

The Sick, The Dying… And The Dead!

(Universal)
Robbie Woning
90

Maar liefst zes jaar hebben we moeten wachten op dit album, maar het resultaat mag er dan ook zijn; de meeste tracks hebben een heerlijke ouderwetse Megadeth-spirit. Waar op vorige platen de gitaarsolo’s naar mijn smaak soms te veel aandacht opeisten, is ‘The Sick, The Dying… And The Dead!’ een echte zang- en riffplaat geworden. Eén van de hardste platen in de geschiedenis van de band, die qua drive zelfs aan het debuutalbum doet denken. Bandleider Dave Mustaine en drummer Dirk Verbeuren hakken er in veel nummers rap en razendstrak op los. Studio-bassist Steve DiGiorgio kan het met zijn Testament/Sadus-ervaring natuurlijk prima bijhouden. Uitstekende sologitarist Kiko Loureiro mag ditmaal vooral de openvallende gedeeltes in de spannend opgebouwde nummers inkleuren. Met „Dogs Of Chernobyl” en het fraai meerstemmig gezongen „Sacrifice” wordt ook wel eens gas teruggenomen. Mustaine’s zangpartijen zijn sterk, met veel herkenbare stukken en een hoop variatie in stemgebruik. Daarvan profiteert onder meer „Kil­ling Time”, waarin Mustaine weer terugblikt op een relatie met een ex. Wat de plaat extra cool maakt, zijn de vele verwijzingen naar eerdere albums. Veelal zijn het subtiele details, zoals een verandering van toonsoort die je bekend voorkomt, maar het gitaarloopje in „Soldier On!” is echt regelrecht geleend van het openingsnummer van ‘So Far, So Good… So What!’. En ook de woorden ‘rust in peace’ in een gesproken stuk in „Mission To Mars” zijn niet toevallig gekozen. Het draagt allemaal bij aan de vertrouwde klank van de plaat. Het snelste nummer van de plaat „Night Stalkers” wordt opgesierd met een opzwepende preek van niemand minder dan Ice-T. En minstens zo opvallend is de gastzang van Sammy Hagar in een cover van diens „This Planet’s On Fire (Burn in Hell)”. Zestien platen is Megadeth inmiddels onderweg en deze is een prima aanvulling op de discografie.


OZZY OSBOURNE

Patient Number 9

(Sony Music)
Stan Novak
77

‘Patient Number 9’ is de twaalfde soloplaat van levende legende Ozzy Osbourne, ‘Under Cover’ uit 2005 niet meegeteld. Van artistieke relevantie is Ozzy echter al decennia niet meer. Die meter stopte met tikken na ‘No More Tears’, 31 jaar geleden. De vijf studioplaten die daarop volgden waren onderhoudend, maar wisten geen moment zo te prikkelen als de eerste zes. Krampachtige pogingen om buiten de gezette lijntjes te kleuren leidden bovendien tot wisselvallige albums als ‘Scream’ en ‘Black Rain’. Het is naïef om nu te verwachten dat ‘Patient Number 9’ wel weer ouderwets vlamt. Het album is niet zo’n karakterloze ratjetoe als voorganger ‘Ordinary Man’, dat een zwik goede momenten kende maar geen coherent album bleek. Het feit dat er ditmaal maar liefst vijf gitaristen participeren getuigt andermaal van een brede blik. En het zijn stevige namen die de inmiddels 73-jarige Prins Duisternis bijstaan; Jeff Beck, Zakk Wylde, Mike McCready, Toni Iommi en (ja, heus) Eric Clapton weten de aandacht nog steeds goed te trekken. En ook drums en bas zijn in goede handen bij Chad Smit en Robert Trujillo. Het blijkt een nobele poging om de veelal middelmatige composities te veredelen. Slechts een handvol songs ontstijgt de middelmaat, waaronder de dynamische titelsong, het compact groovende „Immortal”, de geslaagde stonerpastiche „No Escape From Now” en het hakkende „Desperation Rules”. Wel valt ‘Patient Number 9’ beduidend steviger uit dan ‘Ordinary Man’. Het compositorische heft lag opnieuw in handen van Andrew Watt, maar deze heeft ditmaal beduidend meer oog gehad voor Ozzy’s muzikale verleden en belangrijker, voor de instrumentale invulling werd Zakk Wylde van stal gehaald. Diens robuuste input zorgt voor beduidend meer ballen, maar tot een zinnenprikkelend album heeft het helaas niet geleid. En Ozzy zelf loopt nu toch echt tegen het eind. Zelfs ik kan met mijn gehoorbeschadiging constateren dat er de nodige moeite is gedaan om zijn zwalkende zang strak te trekken. Om aan te geven dat de rek er nu echt uit is.


PARKWAY DRIVE

Darker Still

(Epitaph Records)
André Verhuysen
78

Laat ik het nog één keer zeggen en daarna nooit meer: Parkway Drive is geen metalcoreband! Althans, niet meer. Vroeger wel. Anno 2022 verstaan de Australiërs als geen ander de kunst om de hartstocht en de energie van de ‘core’ te laten samensmelten met de melodie en het vernuft van de ‘metal’. Het ‘nieuwe’ Parkway Drive ontstond op ‘Ire’ (2015) en kwam tot volle wasdom op ‘Reverance’ (2018). ‘Darker Still’ trekt de lijn van dat laatste (succes)album consequent door. De riffs en licks zijn weer bovengemiddeld goed, de brulzang van Winston McCall zaagt weer van dik hout planken en de refreinen zijn weer regelrechte oorwurmen. Kort­om, ‘Darker Still’ is Parkway Drive in optima forma. Waarom dan toch maar 78 punten? Omdat er ook een paar missers op staan. „Stranger” is een niemandalletje van nog geen minuut en „If A God Can Bleed” is een te verwaarlozen spoken-wordvoordracht op muziek. Grootste pijnpunt is echter het titelnummer, een schaamteloze rip-off van Metallica’s „Nothing Else Matters”, maar dan hemeltergend slecht gezongen. Ik weet niet of ik hierom moet lachen of huilen.


QUEENSRŸCHE

Digital Noise Alliance

(Century Media Records)
Liselotte Hegt
90

‘Digital Noise Alliance’ is een uitstekende opvolger van het overtuigende ‘The Verdict’ (2019), waarop de band eindelijk weer een progressievere koers inzette. Queensrÿche lijkt daarmee zijn draai eindelijk weer gevonden te hebben. Invaller Casey Grillo mag zich nu ook de officiële slagwerker noemen, hij heeft voor het eerst de drumpartijen ingespeeld. Gitarist Parker Lundgren stapte vorig jaar op en Mike Stone is terug op het oude nest. Voor de totstandkoming van dit nieuwe album zijn de heren er eens goed voor gaan zitten. Old-school, in dezelfde ruimte, met een blanco canvas en onder begeleiding van producer, mixer Zeuss. Gitarist Michael Wilton haalde ook nog eens al zijn stokoude versterkers van stal. De elf songs laten dan ook duidelijk de typische Queensrÿche-kenmerken horen en de spirit van pareltjes als ‘The Warning’, ‘Rage For Order’, ‘Empire’, ‘Operation Mindcrime’ en ‘Promised Land’ waart heerlijk rond op ‘Digital Noise Alliance’. Het maakt dit album ook nog eens afwisselend zonder af te dwalen. Todd La Torre zing de sterren van de hemel en Wilton en Stone zorgen ervoor dat het niet ontbreekt aan typerende gitaarharmonieën, duellerende solo’s en progressieve riffs. Casey maakt bovendien een zelfverzekerde indruk. Zwakke broeders zijn er niet op ‘DNA’. Verrassend is wel de symfonische insteek van „Behind The Walls”. Persoonlijke favorieten zijn „Chapters”, „Lost In Sorrow”, „Sicdeth”, „Nocturnal Light” en „Realms”. Als bonus is er een te gekke versie van Billy Idols „Rebel Yell”, dat zowel muzikaal als vocaal akelig dicht bij het origineel ligt. Dit wordt een knaller bij de komende liveshows.


SLIPKNOT

The End, So Far

(Roadrunner Records)
Diederick RR9660
88

Slipknot heeft op ‘The End, So Far’ beter dan ooit de balans gevonden tussen pure agressie en melodie. Tussen dreigend en geruststellend. Tussen een schop onder je kloten en een aai over je bol. Slipknot laat je tegenwoordig naar huis terugkeren in plaats van je het ziekenhuis in te slaan. Maar of je daar beter af bent wanneer deze gemaskerde bende je tegelijkertijd het gevoel geeft dat de voordeur elk moment kan opengaan en je beul naar binnen stapt? De knock-out is vervangen door een dreiging die minstens zo hard aan komt. Af en toe fluistert zanger Corey Taylor je geruststellend toe dat het allemaal wel goed komt. Je zou het bijna gaan geloven. Als hij zich vervolgens grinnikend omdraait, wordt de angst en vertwijfeling alleen maar groter. Het album begint rustig en toepasselijk met „Adderall”, het medicijn tegen ADHD en slaapstoornissen. Maar dat is bij het navolgende „The Dying Song (Time To Sing)” al volledig uitgewerkt en het einde is ineens afschrikwekkend dichtbij. Een aantal songs lang wordt je fysiek en mentaal flink door elkaar geschud tot zich met het machtige „Medicine For The Dead” een oplossing lijkt aan te bieden. Meteen daarna brengt „Acidic” je letterlijk naar bluesy sferen, maar zal het gevoel dat er iets niet in de haak is, niet wegnemen. „Heirloom” laat je nog even in het ongewisse over wat er gaat gebeuren, maar uiteindelijk volgt toch het onafwendbare pak rammel met de knuppel genaamd „H377”. Je wonden likken en nadenken over de intenties van dit alles kan tijdens het erop volgende en erg fraai opgebouwde „De Sade”, alvorens de warme deken die „Finale” is, troost biedt voor alles wat je in de tussentijd is aangedaan. The end. So far.