10 maal Eremetaal in april 2025
DON AIREY
Pushed To The Edge
(earMUSIC)
Stan Novak
80
Soloplaten van Don Airey zijn steevast goed te pruimen. Teleurstellen doet deze keyboardlegende nimmer. Geen wonder bij iemand met zo’n overvolle rugzak aan ervaring. Gas terugnemen is er niet bij voor de bijna 77-jarige, maar voor het geld hoeft Airey, wiens handdruk op meer dan driehonderd studioalbums te vinden is en die in tal van grote bands heeft vertoefd, het niet te doen. De schaapjes zijn al lang op het droge. Het bloed kruipt gewoon waar het niet gaan en het spelplezier spat er ook nu weer aan alle kanten van af. Met Simon McBride als sidekick is muzikaal vuurwerk bovendien gegarandeerd. De twee kennen elkaar inmiddels door en door. De Ierse stergitarist zat immers al jaren in Airey’s soloband voordat laatstgenoemde hem als vervanger van Steve Morse bij Deep Purple binnenloodste. Verwacht echter geen muziek in de stijl van de laatste plaat van Purple, ‘Pushed To The Edge’ klinkt een stuk directer en venijniger. Het energiepeil ligt hoog en op enkele (overigens zeer geslaagde) rustmomenten na wordt er stevig van leer getrokken. De twee zangers die deze plaat inzingen, Carl Sentance van Nazareth en de mij onbekende Mitchel Emms, klinken oer-Brits en leggen loepzuivere prestaties op de mat. Dat komt het totaalplaatje uiteraard ten goede. Liefhebbers van melodieuze, symfonische en licht progressieve hardrock kunnen ‘Pushed To The Edge’ met gerust hart aanschaffen.
ALIEN WEAPONRY
Te Rà
(Napalm Records)
Gerrit Mesker
77
Sinds hun debuut ‘Tû’ uit 2018 heeft Alien Weaponry wereldwijd succes geboekt met een energieke, groovy thrashmix in twee talen: Engels en Maori. De drie Nieuw-Zeelanders deden sindsdien optredens met grote namen als Guns N’ Roses en Slayer. Met dit nieuwe album zoeken ze de grenzen van hun stijl op. De nummers zijn eenvoudiger en soms zelfs, voor hun doen, vrij soft. Neem bijvoorbeeld „Hanging By A Thread”, een meezinger die meer naar metalcore neigt dan naar thrash. En zo dwepen de heren vaker met metalcore. De meeste nummers liggen wat dat betreft redelijk makkelijk in het gehoor. Waarschijnlijk gaat Alien Weaponry met deze aangepaste koers een breder publiek aanspreken, maar voor fans van het eerste uur zal het behoorlijk wennen zijn. Dankzij het veelvuldig gebruik van het Maori blijft het echter nog steeds herkenbaar als Alien Weaponry. De muzikale kwaliteiten zijn onveranderd en dit album staat dan ook als een huis. Degelijk, soms bijna poppy en meezingen gegarandeerd. Op zich niets mis mee, maar hopelijk schieten ze met deze koers niet door, want we zien ze liever op een metalfestival dan op Pinkpop, om maar wat te noemen.
ALLEGAEON
The Ossuary Lens
(Metal Blade Records)
Robbie Woning
85
Door na zeven jaar ineens weer met de vorige zanger verder te gaan, houdt de Amerikaanse techdeathband Allegeon zijn muziek in elk geval interessant. De teruggekeerde Ezra Haynes is weliswaar wat minder veelzijdig dan Riley McShane, maar heeft wel een ruigere strot. Dit werkte blijkbaar inspirerend op de rest van de band, want ‘The Ossuary Lens’ klinkt een stuk harder dan de vorige plaat ‘Damnum’. De muziek heeft nog steeds een melodieuze ondertoon, dankzij de gitaarlijnen en mooie solo’s, maar het album is als geheel een erg onstuimige plaat geworden. Met wilde technische stukken op plekken waar dit de structuur van de nummers niet in de weg zit, en soms wat toegankelijker wanneer nummers daarom vragen. De single „Driftwood” is hiervan een goed voorbeeld. De band raast er in deze track heel woest op los, maar schakelt ook telkens moeiteloos terug naar het zwaar verslavende refrein. En er zijn meer uitschieters. „Dies Irae” start bijvoorbeeld als een thrashy flirt met Dissection, maar heeft ook gave midtempo stukken, met hele gezette riffjes en coole gitaarsolo’s. En in het geflipte „The Swarm” verbreken de mannen hun eigen snelheidsrecords en wordt geweldig gefreakt met riffs en ritmes. Naarmate het album vordert, zoekt de band wat meer de verdieping op. Zo ligt „Wake Circling Above” de eerste minuten op een prachtig dreigend, sloom tempo en hebben toetsen en cleane zang in dit nummer een prominente rol. En afsluiter „Scythe” klinkt met zijn clean gezongen intro, navolgende black metal-achtige krijs en enorm drukke riffs zelfs ronduit origineel.
ARCH ENEMY
Blood Dynasty
(Century Media Records)
Robbie Woning
88
Arch Enemy levert al vroeg één van de meest complete metalalbums van het jaar af. ‘Blood Dynasty’ is bij vlagen een keiharde plaat, maar ook een album dat een groot publiek zal aanspreken. De negen eigen nummers op de plaat hebben alle een sterk eigen karakter en klinken dankzij smaakvolle en subtiele verwijzingen naar verschillende metalgenres ook direct redelijk vertrouwd. Originaliteit was volgens bandleider Michael Amott bij deze plaat geen doel. Het ging hem in de eerste plaats om het schrijven van zo goed mogelijke nummers, en dat is zeker gelukt. De muziek staat effectief in dienst van de overwegend brute zang van frontdame Alissa White-Gluz, en werkt telkens weer kunstig naar herkenbare momenten en refreinen toe. Sommige tracks, zoals „Illuminate The Path”, titeltrack „Blood Dynasty” en „A Million Suns” klinken mooi open en toegankelijk. Andere nummers grijpen meer terug op de thrash/death-roots van de band, met de voor Arch Enemy-begrippen ongekend snelle opener „Dream Stealer” als meest opvallende voorbeeld. De kenmerkende mooie gitaarsolo’s ontbreken op deze plaat uiteraard niet, al ligt de nadruk op ‘Blood Dynasty’ meer op de vette riffs dan op de soleerkunsten van Mike Amott en diens nieuwe collega Joey Conception. Dat hoor je bijvoorbeeld goed in „Paper Tiger”, waarin bijna W.A.S.P.-achtige riffs door de mannen met heel veel smaak worden neergezet. Tegen het eind van de plaat komt met „Vivre Libre” nog een opvallende track voorbij. Deze meeslepende rockballad wordt door Alissa heel overtuigend met haar ‘gewone’ stem gezongen. En mocht dit nummer je ergens bekend voorkomen, dan kan dat kloppen. Het werd namelijk maar liefst veertig jaar geleden geschreven door de Franse band Blasphème en is derhalve een erg verrassende cover. In de snelle afsluiter „Liars & Thieves” horen we opnieuw wat sterke cleane zang van Alissa en dat smaakt echt naar meer.
LIK
Necro
(Metal Blade Records)
Wouter Dielesen
85
Vanwege de coronapandemie nam LIK het derde album ‘Misanthro -pic Breed’ (2020) noodgedwongen op in zijn oefenruimte. Hoewel tevreden met het resultaat kon de death metalband uit Stockholm niet wachten om de opvolger vast te leggen in een echte studio. Dat werd de Necromorbus Studio, waar ook acts als Watain, Valkyrja, Nominon en Portrait opnamen. Het album werd er zelfs naar vernoemd: ‘Necro’. Net als bij ‘Misanthropic Breed’ en voorgangers ‘Mass Funeral Evocation’ (2015) en ‘Carnage’ (2018) tekende Lawrence Mackrory (Darkane, F.K.Ü., Defleshed, Firespawn) voor het geluid. De tien nummers bestrijken het hele spectrum van Zweedse death metal, met nadruk op de aanpak van Dismember, At The Gates en Entombed. Openingssong „Deceased” is zelfs een directe hommage aan de laatstgenoemde band. Het slepende slotstuk „Rotten Inferno” doet juist denken aan Autopsy. Daar staan snelle songs als „War Praise”, „Worms Inside”, „The Stockholm Massacre” en „Fields Of Death” tegenover, terwijl „Morgue Rat” angstwekkende gastzang bevat van Linnea Landstedt (Tyranex, Ice Age) en Nick Holmes (Paradise Lost, Bloodbath) meedoet in „In Ruins”. Composities, spel, zang en sound zijn veertig minuten lang van zo’n constant hoog niveau dat LIK veel andere Swedeath-adepten achter zich laat. En omdat de plaat doordrenkt is met bloed, zombies en gore, slaagt de band bovendien in zijn missie om van ‘Necro’ het ‘muzikale equivalent van een klassieke shock-horrorfilm’ te maken.
NITE
Cult Of The Serpent Sun
(Season Of Mist)
Stephan Gebédi
83
Traditionele heavy metal met een sfeervol black metalrandje, dat is wat het Amerikaanse Nite ons op ‘Cult Of The Serpent Sun’ laat horen en dat klinkt allerminst verkeerd! De riffs en songstructuren zijn geworteld in de jaren tachtig, maar door de black metal-achtige zang van gitarist/zanger Van Labrakis en de prima productie klinkt ‘Cult Of The Serpent Cult’ geen moment gedateerd. Lekker gitaarwerk, zowel qua riffs, harmonieën als solo’s en goede, pakkende nummers. Hoe zou Tribulation hebben geklonken als ze na hun debuutalbum de traditionele metalweg waren ingeslagen in plaats van allerlei vage gothic/alternative elementen aan hun stijl toe te voegen? Misschien wel enigszins zoals Nite nu klinkt. Het is knap dat de band ondanks de traditionele stijl en duidelijk hoorbare invloeden van bijvoorbeeld Metal Church toch een apart geluid heeft weten te creëren. Het tempo ligt over het algemeen niet echt hoog en door de melodielijnen moet ik op de een of andere manier af en toe ook aan Ghost denken, vooral in „The Last Blade”, maar Nite klinkt uiteraard veel meer metal en minder poppy. ‘Cult Of The Serpent Sun’ is een bijzonder aangename verrassing. Een paar snellere nummers hadden misschien geen kwaad gekund, omdat het bij de laatste twee nummers nu een beetje saai dreigt te worden. Aan de andere kant vormen de acht slepende en midtempo nummers nu wel één sterk geheel.
MESSA
The Spin
(Metal Blade Records)
Martijn Busink
95
Vorig jaar bestond Messa tien jaar. Met hard werken/touren en drie uitstekende albums op zak is het viertal, zeker na hun fenomenale album ‘Close’, voor doomfijnproevers wel een naam om in de gaten te houden. De live-uitvoering van dat album op Roadburn, inclusief de mediterrane toevoegingen, ook vastgelegd op vinyl, is ook prachtig. ‘The Spin’ is het eerste album op Metal Blade, wat voor de band ook een stap vooruit is. Maar wees gewaarschuwd, Messa wil zich niet laten vastpinnen in een genre en de sound van ‘Close’ wordt verlaten voor een andere sound: gothic rock van de jaren tachtig. Het tempo ligt gemiddeld wel wat hoger dan voorheen, maar de sfeer blijft gelukkig gloomy genoeg om liefhebbers bij de les te houden. Grappig genoeg is dat juist ontstaan uit een minder spontane werkwijze dan voorheen, waarover meer in het interview elders in dit blad. Meer schaven en beitelen om tot de essentie van de song te komen. Zonder af te doen aan ‘Close’ werkt dat op ‘The Spin’ uitstekend. Tien jaar lief en leed, in tourbussen en op podia, smeedt een band (pun intended) en dat hoor je. Anders, maar onmiskenbaar Messa. Sowieso is daar Sara Bianchins geweldige stem; ze wordt alleen maar beter met de jaren. Geïnspireerd door de schrijver Cormac McCarthy zegt ze zichzelf meer bloot te geven dan ooit tevoren. Het klinkt in ieder geval geweldig. „Immolation” is breekbaar met een onvaste, circa veertig jaar oude, elektrische piano. Naast die jaren tachtig is „Reveal” een uitstapje naar de woestijn, met een spotlight op de bottleneckgitaarsolo’s van Alberto Piccolo. In „The Dress” gaat hij dan weer een jazzy duel aan met een trompettist. Met een Cure-achtige synth luidt „Thicker Blood” de jaren tachtig weer in vol ornaat in. De sound mag wat doen denken aan bijvoorbeeld andere hedendaagse jaren-tachtig-bands, zoals Unto Others, maar ondanks dat klinkt de band toch ook nog steeds heel erg als Messa.
SMITH/KOTZEN
Black Light/White Noise
(BMG)
Diederick RR9660
72
De twee gerenommeerde gitaristen Adrian Smith (Iron Maiden) en Richie Kotzen (The Wi- nery Dogs) brachten in 2021 hun ‘eersteling’ uit waarop ze niet onverdienstelijke classic rock lieten horen. Op ‘Black Light/White Noise’ trekken ze die lijn door en laten daarbij de invloed van oude helden zonder schaamte doorschemeren. Zo bevat „White Noise” een variatie op de klassieke riff uit „Wishing Well” van Free, zijn de door Smith gezongen coupletten van „Black Light” doordrenkt met Thin Lizzy-adoratie en vertonen andere zanglijnen juist weer overeenkomsten met het werk van Glenn Hughes. Jammer alleen dat het middengedeelte van het album saai en inwisselbaar is, want met name aan het begin en het einde van ‘BL/WN’ laten de heren mooie dingen horen met „White Noise” en het ingetogen „Beyond The Pale” als uitschieters. Als Smith en Kotzen het strakke stramien waarin de meeste songs zitten iets losser hanteren, rolt er vast meer uit dan ‘gewoon een lekker classic rockplaatje’. Een plaatje waar overigens niets mis mee is.
SPIRITWORLD
Helldorado
(Century Media Records)
Renée van der Ster
78
Countryband speelt hardcore? Slayer met een countrygitarist? Het zou beide kunnen. Echter, we hebben het genoegen met SpiritWorld. Het is het geesteskind van de Amerikaanse zanger/multi-instrumentalist Stu Folsom, die de muziek van zijn band het liefst omschrijft als ‘western death’. Hij vernoemde er het vorige (tweede) album zelfs naar. Kort door de bocht kunnen we stellen dat Slayeriaanse metal wordt voorzien van country-invloeden en hardcore/punkzang. Maar ook rockabilly en thrash metal worden de rug niet toegekeerd. In het nummer „Oblivion” is er zelfs een black metalstem te horen, van Sgah’gahsowáh (Blackbraid), in de stijl van Abbath. ‘Helldorado’ is het derde album uit Folsoms ranch en telt nog geen dertig minuten. Zo kort als het album duurt, zo kort kunnen we er ook over zijn: SpiritWorld beklijft. „No Vacancy In Heaven” is overigens een eervolle en regelrechte verwijzing naar Slayers „South Of Heaven”. On and on!
W.E.T.
Apex
(Frontiers Music)
Liselotte Hegt
85
Wat voor Jeff Scott Soto (zang), Erik Mårtensson (zang, gitaar, keyboards) en Robert Säll (gitaar, keyboards) ooit begon als een typisch Frontiers-project, is na vier studioalbums tot een vast gegeven binnen de melodieuze hardrock uitgegroeid. Inmiddels wordt het trio bijgestaan door gitarist Magnus Henriksson, bassist Andreas Passmark en de kersverse drummer Jamie Borger (Talisman). De muzikanten hebben hun muzikale richting met het debuut ‘Wet’ (2009) beklonken en zijn daar sindsdien nooit meer van afgeweken. Het betekent dat ook ‘Apex’ gevuld is met melodieuze hardrocktracks, soms leunend tegen AOR, die fris en speels klinken. Er is geen sprake van egotripperij en alle muzikanten doen wat het beste is voor ieder nummer. Het album gaat vlot van start met „Believer”, waarin gitaarriffs de leiding hebben en de luisteraar met gemak naar het zeer pakkende refrein begeleiden. Het opvolgende „This House Is On Fire” is een echte meezinger, Soto is nog altijd een zanger van formaat en het nummer rockt als een tierelier. Sterk daarin is de gedeelde zang met Mårtensson. Ook zijn krachtige stem horen we in meerdere nummers, zoals in de swingende arenarocker „What Are We Fighting For”. Die vocale dynamiek is een echte troefkaart van W.E.T, waarbij de goed uitgewerkte, kamerbrede koortjes natuurlijk niet ontbreken. De smeuïge, sierlijke gitaarsolo’s zijn heerlijk om naar te luisteren en vind je het commerciële, AOR-gesausde „Love Conquers All” net iets te soft, dan maakt het dampende „Pay Dirt” het weer helemaal goed. ‘Apex’ loopt gesmeerd en bedient fans van W.E.T. wederom op hun wenken.