10xEremetaal Maart 2013

10xEremetaal in Maart 2013

BULLET FOR MY VALENTINE

Temper Temper

(Sony Music)
André Verhuysen
80

Bullet For My Valentine begint volwassen te worden. De verwende, omhooggehypte broekies van weleer zijn inmiddels kerels die het klappen van de zweep hoogstpersoonlijk hebben meegemaakt. Zie het interview elders in deze Aardschok. Het heeft ze goed gedaan. ‘Temper Temper’ is namelijk met afstand het beste album dat ze tot op heden maakten. Weg zijn de misplaatse grunts die de voorgaande drie albums nog ontsierden. Net als de verschrikkelijke metalcoreclichés. Geen breakdown meer te bekennen op ‘Temper Temper’, godzijdank. In plaats daarvan krijgen we elf weldoordachte moderne metalsongs voorgeschoteld die klinken als een klok, dankzij de vakkundige productie van Don Gilmore. Met name de gelikte achtergrondkoortjes voegen een nieuwe dimensie toe aan het geluid van BFMV. Ze contrasteren mooi met de soms nog steeds spijkerharde riffs. Eén punt van kritiek: nog steeds ontbreekt het BFMV aan iets eigens. Er is niets aan BFMV waardoor je de band in één ooropslag herkent, al gaat het met de zang van Matt Tuck wel de goede kant op. Hij zou in de komende jaren wel eens het verschil kunnen gaan maken. Tussen grootse triomfen of de grote vergetelheid. De toekomst zal het ons leren.


DAMNATION ANGELS

Bringer Of Light

(Massacre/Suburban)
Liselotte Hegt
80

Damnation Angels is een relatief nieuwe Britse metalband die een goeie troef in handen heeft, namelijk de jonge Noorse zanger Per Fredrik Asly. Asly won in 2009 roem en faam in Scandinavië als finalist van The X Factor met nummers van Rhapsody, Stratovarius, Masterplan en Kamelot. Ook met zijn nieuwe band Damnation Angels is het duidelijk waar Abraham de mosterd vandaan haalt. De symfonische en theatrale sound refereert aan eerdergenoemde bands en Asly zelf lijkt door zijn accent en vocale, meeslepende benadering een nazaat van voormalig Kamelot-zanger Roy Khan en Rhapsody Of Fire-zanger Fabio Lione. Het klinkt allemaal gelikt en vooral vocaal erg toegankelijk, al is de totaalsound wel wat voorspelbaar. De muziek heeft een verhalend karakter, is goed opgebouwd met de nodige tempowisselingen en druipt natuurlijk van de bombast. De soundtrackachtige momenten zijn mooi aangekleed en Asly leidt de boel in goede banen en weet de aandacht tot het einde van de CD vast te houden. Het is duidelijk dat Damnation Angels zijn muzikale richting heeft bepaald en er naar streeft om in de voetsporen van met name Kamelot te treden. Daarvoor zijn nog wel wat extra stappen nodig, maar met ‘Bringer Of Light’ is een goed begin gemaakt.


FREE FALL

Power And Volume

(Nuclear Blast/PIAS)
Robert Haagsma
80

‘Power And Volume’ vliegt uit de startblokken met het titelnummer dat twee maanden geleden al op single verscheen. De drumpartij van ”Power And Volume“ doet denken aan Motörhead anno 1979. Het gitaarwerk heeft het DNA van Angus Young en afgaande op de zang zouden we bijna moeten geloven dat Bon Scott herrezen is. Het volgende nummer ”Free Fall“ is honderd procent The Who, inclusief een barokke baspartij die zich door het nummer slingert. Het debuut van Free Fall is daarmee een soort puzzel. Het is aardig om bij elk nummer na te gaan waar de stukjes oorspronkelijk vandaan komen. ‘Power And Volume’ is het debuut van een band die in 2009 werd opgericht door gitarist Mattias Bärjed, ook lang lid van het vorig jaar opgeheven The Soundtrack Of Our Lives. Bassist Jan Martens, drummer Ludwig Dahlberg en zanger Kim Fransson completeren het kwartet. De band werd opgericht vanuit een behoefte om ongecompliceerd te rocken. Dat doet Free Fall dan ook naar hartelust. ”Top Of The World“, ”World Domination“ en ”Damnation“ zijn diep in de jaren zeventig gewortelde rocksongs waarin op zich niets nieuws gebeurd. De individuele klasse van de leden, de kwaliteit van de nummers en de totale overgave waarmee alles neergezet wordt, maakt de plaat desondanks onweerstaanbaar.


HARDCORE SUPERSTAR

C’Mon Take On Me

(Nuclear Blast/PIAS)
Liselotte Hegt
88

Laat ik beginnen met de opmerking dat Hardcore Superstar met ‘C’Mon Take On Me’ verreweg zijn beste en meest gevarieerde album tot nu aflevert. Na een strooptocht van zo’n vijftien jaar, sinds de release van het debuut ‘It’s Only Rock ‘n Roll’ in 1998, heeft dit Zweedse sleazeviertal namelijk een hernieuwde energie en creativiteit weten vast te leggen, die ‘C’Mon Take On Me’ tot een geweldig lekkere plaat maken. Overigens hoeven de fans niet bevreesd te zijn dat de typerende streetsound aan de kant is geschoven. Integendeel, Hardcore Superstar mixt nog steeds sleaze rock en thrash, maar klinkt over het geheel wat meer metal en venijniger. Luister maar eens naar het logge ”Are You Gonna Cry Now“. Ook een dosis traditionele hardrock hoor je terug in bijvoorbeeld ”Too Much Business“. Aan de andere kant weten de heren de songs te laten swingen als de bekende tiet. ”One More Minute“ is naar voren geschoven als eerste videoclip. Een logische keuze, want dit energieke nummer prikkelt en rockt de pan uit, maar wat mij betreft staat met ”Because Of You“ een volgende succesvolle single in de wachtkamer. Uiteraard wordt de tijd genomen voor power ballads en akoestisch geladen songs, zoals ”Stranger Of Mine“ en de afsluiter ”Long Time No See“. De heren hebben de productie in eigen hand gehouden, maar de mix overgelaten aan Randy Staub (Metallica, Mötley Crüe en The Cult) en dat heeft een te gekke sound opgeleverd, waarin alle instrumenten goed uit de verf komen en zanger Jocke op zijn paasbest klinkt.


JOLLY

The Audio Guide To Happiness (Part 2)

(Inside Out Music/EMI)
Liselotte Hegt
96

Het New Yorkse kwartet Jolly leverde begin 2011 het overweldigende album ‘The Audio Guide To Happiness (Part 1)’ af. Deel twee van deze geluidsbelevenis stond al enige tijd in de planning, maar orkaan Sandy gooide roet in het eten. Uiteindelijk is ‘The Audio Guide To Happiness (Part 2)’ er toch nog gekomen. Voor liefhebbers van muzikaal avontuur is het absoluut weer smullen geblazen. Overigens maakt Jolly ook op deze schijf weer gebruik van binaurale tonen om de luisteraar naar een gelukkigere gemoedstoestand te brengen. Na een bijna mediterend intro (”Guidance Three“) brandt de band los met de behoorlijk zware maar geweldige track ”Firewell“. Hier krijg je progmetal van subliem niveau te horen. Het navolgende ”You Against The World“ klinkt daarentegen heel open, bijna radiovriendelijk en het zijdezachte stemgeluid van gitarist Anadale werkt hypnotiserend. De muzikale finesse op dit album is indrukwekkend en van het begin tot het eind wordt een zeer hoog niveau vastgehouden. De gemoedstoestanden op ‘The Audio Guide To Happiness (Part 2)’ wiegen heen en weer tussen dromerige sferen (”Aqualand And The 7 Suns“, ”Golden Divide“) en woelige rauwe muziekstukken (”Dust Nation Bleak“). Trippy beats en coole (spacey) geluidseffecten smelten alles vakkundig samen en dragen bij aan een avontuurlijke sfeer. Het positieve ”Lucky“ heeft een opmerkelijke Mike Patton-flair en het meeslepende ”Despite The Shell“ mag een van de hoogtepunten genoemd worden. ”As Heard On Tape“ klinkt werkelijk bloedmooi en brengt je tot een ultiem geluksgevoel, waarvan je nog uitgebreid kunt nagenieten tijdens de grote finale ”The Grand Utopia“. Ik kan niet anders dan concluderen dat de twaalf tracks puik zijn gearrangeerd en uitgevoerd en klinken als een klok. ‘The Audio Guide To Happiness (Part 2)’ is verplichte kost voor de (prog)rockliefhebber.


LONG DISTANCE CALLING

The Flood Inside

(Superball Music/EMI)
Robert Haagsma
70

De Duitse formatie Long Distance Calling maakte de afgelopen jaren in brede kring indruk met hoofdzakelijk instrumentale muziek. De kracht van het gezelschap lag steevast in open, transparante en sfeervolle stukken, waarin niet op een minuutje gekeken werd. Precies een jaar geleden stapte toetsenist en oorspronkelijk bandlid Reimut von Bonn op. Een vertrek met consequenties. Terwijl Long Distance Calling voorheen een enkele keer gebruik maakte van gastzangers, werd besloten nu een permanente vocalist in te lijven. Dat werd Martin Fischer (o.a. Pigeon Toe), een vriend van de band. Om kort te zijn, hij voegt weinig toe aan het geheel. Hij zingt zuiver, maar mist het karakter dat zijn aanwezigheid rechtvaardigt. Het gevolg is dat ik als vanouds geniet van de lange instrumentale stukken, die er gelukkig nog altijd op staan. Wanneer de zang opklinkt, denk ik alleen maar: waarom?


OMNIUM GATHERUM

Beyond

(Lifeforce/Suburban)
Henri Serton
70

Ik was in 2007 blij om kennis te maken met Omnium Gatherum. Dat had natuurlijk alles te maken met het prima album ‘Stuck On Snakes Way’dat de band dat jaar afleverde, met een interessante mix van death metal en progressieve invloeden. Opvolger ‘The Red Shift’vond ik minder interessant omdat de mix van de verschillende stijlelementen bijzonder onevenwichtig was. Dat werd weer goed gemaakt op het navolgende ‘New World Shadows’. Met een band die zo afwisselend in kwaliteit is ben je dan benieuwd hoe het op het volgende album uit de verf zal komen. Welnu, om eerlijk te zijn valt ‘Beyond’ me, zeker op vocaal gebied, niet mee. De vocalen op dit nieuwe album zijn behoorlijk naar de achtergrond gemixt. De band is tegelijk geëvolueerd naar progressieve death metal met melodieuze invloeden. Daar is op zich niets mis mee, maar maak dan wel duidelijke keuzes! Nu is het net alsof de rest van de band niet volledig achter de grunts van Jukka Pelkonen staat. Gooi hem er dan uit en neem een cleane zanger! Het manco is des te frustrerender omdat de muziek op dit album geweldig is. Muzikaal klopt het helemaal: goede solo’s en goed geschreven nummers met interessante wendingen. Het zijn alleen die irritante, wazige vocalen die de beleving van dit album in de weg staan. Je zou van een band die al sinds 1996 bestaat toch beter mogen verwachten.


ROTTING CHRIST

Kata Ton Daimona Eaytoy

(Season Of Mist/Bertus)
Stephan Gebédi
80

De crisis in Griekenland lijkt de metalbands van dat land in ieder geval te inspireren tot het schrijven van sterke albums. Nadat Nightfall vorige maand al sterk voor de dag kwam met ‘Cassiopeia’ is het nu de beurt aan Rotting Christ. Voorganger ‘Aeola’ kon mij niet echt bekoren, maar op deze nieuwe plaat, waarvan de titel vrij vertaald kan worden naar het Aleister Crowley-motto ‘Do What Thou Wilt’, lijkt Rotting Christ de juiste mengeling van stijlen, die het op ‘Theogonia’ uit 2007 al zeer verdienstelijk etaleerde, te hebben hervonden. De zware bombastische koren, industriële beats en sfeerverhogende inzet van diverse genrevreemde instrumenten en vrouwenzang zijn nu meer in balans met de traditionele, Griekse black metal die de band in het verleden bracht. Waar ‘Aeola’ een nogal gay folky/gothicsfeertje ademde, klinkt ‘Kata Ton Daimona Eaytoy’ gelukkig weer een stuk donkerder. Ik zal nooit een groot fan van doedelzakken en vrouwenzang worden, maar ik moet toegeven dat deze elementen in het concept van Rotting Christ wel degelijk toegevoegde waarde hebben. De zware, volle productie werkt er ook aan mee om het geheel naar een hoger niveau te tillen. Een nummer als ”Iwa Voodoo“ mag dan een ietwat commerciële vibe hebben, maar swingt wel behoorlijk. Tegenover een ietwat te gedragen nummer als ”Cine Iube\ufb02te Si Las?“, waarin gothic- en folkelementen de boventoon voeren, staan gelukkig ook genoeg duistere, harde nummers als ”Gilgamesh“. We mogen dus volmondig concluderen dat Rotting Christ zich met deze sterke plaat revancheert voor de matige voorganger.


SAXON

Sacrifice

(Militia Guard Music/UDR/EMI)
André Verhuysen
78

Sinds Saxon de experimenteerdrift uit het vorige millennium definitief van zich af heeft geschud en het oude, vertrouwde metalpad weer platwalst, krijgen we elke twee à drie jaar een plaat voorgeschoteld die eigenlijk compleet inwisselbaar is met die daarvoor. Het vlammende ‘Killing Ground’ (2001) vormde de inleiding. Zo energiek en gedreven als op dat album had Saxon in geen twintig jaar meer geklonken. Daarna volgde telkens meer van hetzelfde, maar dan wel een tikkeltje minder bevlogen: ‘Lionheart’ (2004), ‘The Inner Sanctum’ (2006), ‘Into The Labyrinth’ (2009) en ‘Call To Arms’ (2011). Vier albums die je onder een vergrootglas moet leggen om de verschillen te ontdekken, maar wel op en top Saxon, precies zoals de fans het graag wilden horen. Welnu, het kersverse ‘Sacrifice’ schaart zich naadloos in dat rijtje; een herhalingsoefening van het zuiverste water. De enige originele noot op de plaat is de mandoline in ”Made In Belfast“. Voor de rest bestaat het album uit songs die we in iets andere vorm al honderd keer eerder van Saxon hebben gehoord. Verrassingen zijn er niet. Slechte songs evenmin. Een uitschieter in positieve zin heb ik ook niet kunnen vinden. Saxon-fans kunnen er weer twee jaar tegen. Zelf zet ik ‘Killing Ground’ nog een keer op.


SOILWORK

The Living Infinite

(Nuclear Blast/PIAS)
Bastiaan Tuenter
78

‘Het allereerste dubbelalbum in de geschiedenis van de melodieuze death metal’. Dat meldt Soilwork vol trots over ‘The Living Infinite’. Leuk voor de statistieken, maar is het een verstandige zet nu gitarist Peter Wichers weer is vertrokken? Het kwam de melodieuze metalmaestro’s ooit op een te verwaarlozen terugval (‘Sworn To A Great Divide’) te staan. Alle twijfel worden echter omvergeblazen als de snelle, hyperagressieve opener ”Spectrum Of Eternity“ voorbijraast. Soilwork houdt op het gebied van albumopeners sowieso een duchtige naam hoog, maar deze kraker kan zich zonder blikken of blozen scharen naast die andere openende klassiekers als ”The Chainheart Machine“, ”Follow The Hollow“ en ”Late For The Kill“. ‘The Living Infinite’ telt twintig nummers, die keurig in tweeën gespleten over beide schijfjes zijn verdeeld. ‘We’re off to a deeper meaning’, brult Strid in ”My Memories Confined“. Dat vat de progressie van het Zweedse zestal behoorlijk samen. De heren klinken groots en spelen een mooi spel met diverse lagen en smaakvolle details. De composities steken vernuftig in elkaar en de sound knalt compact en massief uit de speakers. Het staat ongetwijfeld ook in de recensies van voorgaande platen, maar de spelkwaliteit is op deze dubbelaar alwéér gestegen. Wie dacht dat Dirk Verbeurens drumvellen zouden knappen als hij nog harder zou slaan, of dat de ramen zouden springen als Strid nog beter zou zingen zit er wederom naast. ‘The Living Infinite’ had maar zo de grote klassieker van de heren kunnen worden als het gezegde ‘overdaad schaadt’ niet dat beetje roet in het eten gooide. In eerste instantie is het bijna onbegrijpelijk dat al het muzikale machtsvertoon in droomnummers is gevangen, maar tijdens de veel zwaardere tweede schijf verslapt de aandacht enigszins. Op een ondermaatse song vallen de mannen niet te betrappen, het spel is er niet minder om, maar de schaduw van de eerste plaat valt er overheen. Het voelt een beetje zoals die filmklassiekers die ongevraagd een mindere sequel of remake krijgen. Ze tasten de glans van het origineel aan. Dus om op de inleidende vraag terug te komen: Soilwork overtreft zichzelf met ‘The Living Infinite’, maar laat aan het eind van de rit een bitterzoete smaak achter. Een selectie van de beste songs overtreft het vorige album echter ruimschoots. Alwéér.